Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Nijmegen), 29 augustus 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:7530
Feiten
Werkneemster is sinds 3 juni 1978 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) werkgever in de functie van verkoopmedewerkster met een loon van € 2.851,95 bruto per vier weken exclusief emolumenten. Werkgever heeft op 1 november 2021 een filiaal van een bedrijf overgenomen en als eenmanszaak geëxploiteerd. De vestiging is per 1 oktober 2024 gesloten. Werkgever is in kort geding veroordeeld tot betaling van het (achterstallige) loon totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou worden beëindigd. Omdat werkgever na het gewezen vonnis niet tot betaling is overgegaan, heeft werkneemster een deurwaarder de opdracht gegeven het vonnis te executeren. Tot op heden heeft werkneemster ongeveer € 2.400 door de executiemaatregelen ontvangen. Werkgever heeft de arbeidsovereenkomst tot op heden niet beëindigd. Werkneemster verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen met ingang van 31 augustus 2025 te ontbinden, onder meer met toekenning van € 52.550 bruto aan transitievergoeding en € 80.003 aan billijke vergoeding. Werkgever heeft ondanks verschillende sommaties en een gerechtelijke procedure tot op heden geen ontslagvergunning bij het UWV aangevraagd. Hij betaalt echter ook geen loon aan werkneemster, waardoor zij zich in een benarde financiële situatie bevindt. Werkgever laat verstek gaan.
Oordeel
Bij de beoordeling van de verzochte ontbinding stelt de kantonrechter voorop dat betaling van loon een van de hoofdverplichtingen van de werkgever uit hoofde van de arbeidsovereenkomst is. Het (langdurig) niet meer voldoen aan de loonbetalingsverplichting vormt naar het oordeel van de kantonrechter voor werkneemster een zodanige omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst per 31 augustus 2005 wordt ontbonden. Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door werkgever omdat hij niet aan zijn loonbetalingsverplichtingen heeft voldaan is hij een transitievergoeding verschuldigd van € 52.549,97. De kantonrechter acht daarnaast in de gegeven omstandigheden een billijke vergoeding van € 5.000 bruto passend. De gemachtigde van werkneemster heeft ter zitting aangegeven dat hij de billijke vergoeding nogal hoog heeft ingezet, zodat dit mogelijk als een prikkel voor werkgever zou dienen om tot actie over te gaan. Hoewel dit – gezien de gegeven feiten en omstandigheden – naar het oordeel van de kantonrechter voorstelbaar is, kan dit echter niet meewegen bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding.
