Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 10 september 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:10715
Feiten
Werknemer is per 1 april 2025 in dienst getreden bij S.C. Services B.V. (hierna: S.C.). Werknemer is op 22 mei 2025 op staande voet ontslagen vanwege het meenemen van aan S.C. toebehorende goederen, onder meer een gereedschapskofferset. Werknemer berust in het ontslag op staande voet, maar verzoekt een gefixeerde schadevergoeding, transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 27.300.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgever heeft werknemer op 16 mei 2025, voordat hij op staande voet is ontslagen, de gelegenheid gegeven om met een vaststellingsovereenkomst akkoord te gaan met een einde van de arbeidsovereenkomst. Aan werknemer is meegedeeld dat als hij niet voor 22 mei 2025 het voorstel zou accepteren, hij dan op staande voet zou worden ontslagen. Werknemer heeft hiervan geen gebruik gemaakt, waarna hij op 22 mei 2025 op staande voet is ontslagen. Als een werkgever een werknemer een kleine week de tijd geeft om zich te beraden over een beëindigingsvoorstel, en op voorhand aankondigt dat een ontslag op staande voet zal worden verleend bij niet tijdige acceptatie van het voorstel, is nog steeds sprake van een onverwijld gegeven ontslag. Aan het vereiste dat een ontslag op staande voet onverwijld gegeven moet worden heeft werkgever dan ook voldaan. Uit de camerabeelden volgt dat werknemer het pand heeft verlaten met de kofferset. Dat betekent echter niet per definitie dat werknemer deze heeft gestolen. Werknemer kan het Whatsappbericht waarmee hij de bon naar werkgever gestuurd heeft niet meer laten zien, zo zegt hij, want hij heeft deze app gewist. Het is al vrij onwaarschijnlijk dat een werknemer die in het kader van een beschuldiging van diefstal een aankoopbon via WhatsApp aan zijn werkgever stuurt, dat bericht vervolgens zou verwijderen, maar dat werknemer niet meer over de bon zou beschikken terwijl deze bon een belangrijk bewijsstuk is, is nog minder waarschijnlijk. Werknemer heeft verder voorafgaand aan de zitting als bewijsstuk een foto van een kofferset overgelegd, maar werkgever heeft er ter zitting op gewezen dat dit een foto van internet is. Dit heeft werknemer toegegeven. Werknemer had er ook nog voor kunnen kiezen zijn eigen kofferset mee te nemen naar de zitting. Een oudere, gebruikte kofferset ziet er immers anders uit dan een kofferset die in april 2025 is gekocht en sindsdien nog nauwelijks is gebruikt. Dit heeft werknemer echter ook niet gedaan. Het bewijs dat werknemer zelf zo’n kofferset bezit, ontbreekt volledig. De kantonrechter is van oordeel dat werkgever erin is geslaagd om te bewijzen dat de kofferset waarmee werknemer op 15 mei 2025 het pand van werkgever verlaat, de kofferset is die werkgever op 24 april 2025 heeft gekocht. Werknemer steelt die koffer met andere woorden dus van werkgever.
Het kan echter ook gaan om soortgelijke, maar niettemin andere koffers. Werknemer stelt in deze zaak dat dit zo is, en stelt dat het zijn eigen kofferset betrof. Werknemer laat echter geen bon zien waaruit volgt dat hij over een kofferset beschikt. De factuur van de kofferset van 24 april 2025 waarover werkgever beschikt, de camerabeelden van 15 mei 2025, het ontbreken van de bon van de eigen kofferset van werknemer of enig ander bewijs, in combinatie met meerdere tegenstrijdige verklaringen van werknemer ter zitting en de wijze waarop hij de kofferset buiten om de hoek achter een grote plant buiten het zicht van de camera neerzet, leiden de kantonrechter tot het oordeel dat werknemer een kofferset van werkgever gestolen heeft. Hij is terecht om deze reden op staande voet ontslagen. Aangezien werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, wordt het verzoek tot toekenning van de transitie- en billijke vergoeding afgewezen. Werknemer wordt in de proceskosten veroordeeld.
