Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 11 juni 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5948
Feiten
Werknemer is op 30 maart 1982 in dienst getreden bij werkgever. Hij is werkzaam in de functie van senior verpakkingsontwerper voor 36 uur per week tegen een basisloon van € 5.031,37 per maand. Op de arbeidsovereenkomst is een bedrijfs-cao van toepassing (hierna te noemen: de cao). Het geschil tussen partijen betreft de uitleg en toepassing van de cao zoals deze gold tot en met 2021. Werknemer vordert – samengevat – werkgever te veroordelen tot een correctie van het aantal vakantie-uren en hem in de gelegenheid te stellen deze binnen redelijke termijn te genieten. Werkgever concludeert in conventie tot niet-ontvankelijkheid van werknemer, dan wel tot afwijzing van zijn vorderingen, en in reconventie vordert werkgever voorwaardelijk een verklaring voor recht dat hij bevoegd is om de eventueel gecorrigeerde vakantie-uren als minsaldo in TVT-uren in te boeken en om werknemer voor dat aantal uren extra in te roosteren.
Oordeel
Bij de beoordeling van dit geschil stelt de kantonrechter voorop dat cao-bepalingen moeten worden uitgelegd aan de hand van de zogenoemde cao-norm. Een redelijke (taalkundige) uitleg van artikel 6.1 van de cao brengt naar het oordeel van de kantonrechter mee dat alleen wordt afgeweken van het aantal van 1654 uren voor oudere werknemers, maar niet van het voor iedere werknemer geldende systeem met een nettojaarurennorm. Anders gezegd, de kantonrechter legt de betreffende cao-bepaling(en) zo uit dat ook voor werknemer een nettojaarurennorm geldt, maar niet het aantal van 1654 uur. Vervolgens brengt een redelijke (taalkundige) uitleg van artikel 6.1 van de cao in het licht van de gehele tekst van de cao mee dat voor werknemers die in aanmerking komen voor leeftijdsuren, zoals werknemer, als nettojaarurennorm geldt het aantal van 1654 uren minus het aantal leeftijdsuren waarop de betreffende werknemer in dat jaar recht heeft. Dit leidt ertoe dat werknemer de extra verlofuren kan genieten waarop hij wegens zijn leeftijd recht heeft. Het is naar het oordeel van de kantonrechter de vraag of werkgever de berekening van de arbeidsduur en de verlofuren van werknemer over de jaren 2017 tot en met 2021 ook overeenkomstig de uitleg van werkgever heeft uitgevoerd. Werknemer stelt dat werkgever de cao-bepalingen over de arbeidsduur en verlofuren over deze periode verkeerd heeft toegepast. De kantonrechter geeft voor het jaar 2017 vier rekenvoorbeelden, die ieder een andere uitkomst geven. Daarom wordt werkgever in de gelegenheid gesteld om bij akte stukken met toelichting in het geding te brengen waaruit volgt of en zo ja hoe hij in de jaren 2017 tot en met 2021 uitvoering heeft gegeven aan de verplichting om de leeftijdsuren van werknemer op de juiste wijze te verwerken. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
