Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 16 mei 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:15876
Feiten
Mevrouw X heeft vanaf 15 september 2024 voor de Stichting Het Andere Bulgarije (hierna: de school) werkzaamheden uitgevoerd op het gebied van onderwijs voor kinderen. De school heeft aan X een document verstrekt met het opschrift ‘vrijwilligersovereenkomst’. Op 27 oktober 2024 heeft X van de school zes betalingen ontvangen van € 210, met als omschrijving ‘bezoldiging’. Op 7 december 2024 heeft X aan de ouders van de kinderen van de school laten weten dat zij geen lessen meer zou geven. Op 8 december 2024 heeft zij afscheid van de kinderen genomen. Bij e-mail van 13 december 2024 heeft de school aan X laten weten dat haar ‘arbeidsovereenkomst’ per direct wordt beëindigd vanwege ‘ernstige schendingen van de arbeidsdiscipline en de beroepsethiek’ door X. Bij e-mail van 18 december 2024 heeft de school aan X medegedeeld dat zij op staande voet is ontslagen. Bij ‘kennisgeving’ van 20 december 2024 is X door de school geïnformeerd dat haar vrijwilligerscontract, dat afloopt op 31 december 2024, niet verlengd zal worden. Op 29 december 2024 heeft X van de school een betaling ontvangen van € 540, met als omschrijving ‘bezoldiging 9 t/m 12-2024’. Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst en of X terecht aanspraak maakt op een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding, een bedrag van € 2000 netto aan immateriële schadevergoeding en achterstallig salaris.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat X er niet in is geslaagd aan te tonen dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. De kantonrechter houdt het ervoor dat de stellingen van de school juist zijn, namelijk dat X ermee bekend was dat zij als vrijwilligster aan de slag zou gaan. Dit is ook in lijn met betalingen die op 27 oktober en 29 december 2024 aan X zijn gedaan. Deze betalingen sluiten aan bij hetgeen volgens de school met X is afgesproken over de fiscaal vrijgestelde vergoeding. Bij die betalingen is bovendien verwezen naar de vrijwilligersovereenkomst. Het totaal van de betalingen (€ 1.800) valt beneden de jaarlijkse inkomensgrens van de fiscale vrijwilligersregeling van de Belastingdienst, wat duidelijk wijst op een vrijwilligersvergoeding en niet op loon als vergoeding voor verrichte arbeid. Verder is niet gebleken van een gezagsverhouding. Dat de school bepaalt welke werkzaamheden haar vrijwilligers moeten uitvoeren en daarover instructies kan geven, maakt niet dat sprake is van een gezagsverhouding in de zin van artikel 7:610 BW. De overeenkomst tussen partijen is niet te kwalificeren als arbeidsovereenkomst, maar als vrijwilligersovereenkomst. Afwijzing van de verzoeken van X volgt.