Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/de Staat der Nederlanden
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 25 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:15762
De kantonrechter oordeelt dat P-Direkt onvoldoende heeft aangetoond dat werknemer het geheimhoudingsbeding heeft geschonden, waardoor geen boete verschuldigd is.

Feiten

Werknemer is in dienst bij P-Direkt als medewerker administratie. Op 12 november 2024 hebben werknemer en P-Direkt een beëindigingsovereenkomst gesloten, met daarin onder meer een einddatum van 1 februari 2026, vrijstelling vanaf 1 februari 2025, geheimhouding en een boetebeding. Op 8 januari 2025 heeft een collega van werknemer, X, P-Direkt een mail gestuurd over een verzoek om toekenning van een proportionele jubileumuitkering, omdat ‘zijn beslissing om dit te doen wordt versterkt omdat P-Dirkt mijn (oud-)collega een ruime schadevergoeding heeft toegekend op basis van de hele IC-kwestie’. Naar aanleiding van deze e-mail heeft mevrouw A, afdelingshoofd bij P-Direkt, met X een gesprek gevoerd. Op basis van dat gesprek heeft A op 14 februari 2025 een e-mail aan een collega binnen P-Direkt gestuurd. In die e-mail schrijft zij onder meer dat X tijdens het gesprek heeft gezegd dat zijn oud-collega hem heeft verteld dat hij voor een langere periode niet meer hoeft te werken maar wel salaris krijgt doorbetaald. Naar aanleiding van de e-mail van en het gesprek met X heeft A werknemer uitgenodigd voor een gesprek op 28 februari 2025. Bij dit gesprek was de HR-adviseur aanwezig. Op 7 maart 2025 heeft A een e-mail aan werknemer gestuurd, waarin onder meer staat dat werknemer tijdens het gesprek heeft aangegeven dat hij met drie collega’s binnen P-Direkt heeft gesproken over het feit dat hij persoonlijke afspraken heeft gemaakt met de plaatsvervangend directeur van P-Direkt over het einde van het dienstverband en dat deze afspraken zijn vastgelegd, en dat gelet op deze verklaring en de uitlatingen van X vaststaat dat werknemer zijn geheimhoudingsplicht uit de beëindigingsovereenkomst heeft geschonden en hij de daarin opgenomen boete verschuldigd is. Bij de salarisbetaling van april 2025 heeft P-Direkt een eerste bedrag van € 500 ingehouden op het salaris van werknemer. In mei 2025 is bij de daaropvolgende salarisbetaling opnieuw een bedrag van € 500 ingehouden.

Oordeel

De bewijslast ligt in dit geval bij P-Direkt, omdat zij zich beroept op het rechtsgevolg van de overtreding van het geheimhoudingsbeding, namelijk dat werknemer een boete verschuldigd is. P-Direkt wijst ter onderbouwing van haar stelling dat werknemer het geheimhoudingsbeding heeft overtreden allereerst naar de e-mail van 8 januari 2025 die zij heeft ontvangen van X. Uit deze e-mail volgt volgens P-Direkt dat werknemer het geheimhoudingsbeding heeft geschonden, omdat X daarin spreekt over een ‘ruime schadevergoeding’ die toegekend zou zijn aan werknemer. In een later gesprek zou X volgens P-Direkt specifiek hebben gesproken over een langere periode van vrijstelling van werk met doorbetaling van salaris. Uit de bewoordingen van de e-mail van 8 januari 2025 kan niet zonder meer worden afgeleid dat de ruime schadevergoeding waaraan X refereert betrekking heeft op (de inhoud van) de beëindigingsovereenkomst die werknemer en P-Direkt met elkaar zijn overeengekomen. Dat X in een later gesprek zou hebben gesproken over een langere periode van vrijstelling van werk met doorbetaling van salaris kan niet worden vastgesteld enkel op basis van de e-mail van A van 14 februari 2025. De in deze e-mail opgenomen samenvatting van haar gesprek met X is een weergave van dat gesprek vanuit het oogpunt van A. P-Direkt voert verder aan dat werknemer in een gesprek heeft bevestigd dat hij met drie collega’s heeft gesproken over het feit dat hij persoonlijke afspraken heeft gemaakt over het einde van zijn dienstverband en dat die afspraken zijn vastgelegd. Werknemer heeft dit gemotiveerd betwist. Hij geeft aan dat hij wel contact heeft gehad met drie collega’s over de IC-kwestie, maar dat daarbij niet is gesproken over de inhoud van de beëindigingsovereenkomst. De conclusie uit het voorgaande is dat P-Direkt tegenover de betwistingen van werknemer onvoldoende heeft onderbouwd dat hij het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Werknemer is dan ook geen boete verschuldigd.