Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 5 augustus 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:9341
Feiten
Werknemer is op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst bij werkgeefster B.V., waarop de cao Bouw & Infra van toepassing is. Op 15 november 2024 heeft werknemer zich ziekgemeld. In april en mei 2025 heeft werkgeefster werknemer een vaststellingsovereenkomst aangeboden om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, waarmee werknemer niet akkoord is gegaan. Sinds 1 juni 2025 heeft werknemer geen salaris meer ontvangen. Begin juli 2025 heeft werkgeefster laten weten failliet te zijn, hetgeen op 29 juli 2025 niet bleek uit het openbare faillissementsregister. Werknemer vordert betaling van achterstallig salaris over juni 2025 en vakantiegeld over de periode mei 2024 tot en met mei 2025.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De loonvordering over juni 2025 en het vakantiegeld over mei 2024 t/m mei 2025 wordt toegewezen. De wettelijke verhoging wordt, gelet op de financiële problemen van werkgeefster, gematigd tot 20%. Ook het salaris over juli 2025 wordt toegewezen. De gevorderde rente en wettelijke verhoging daarover worden afgewezen, omdat de vordering ten tijde van de eisvermeerdering nog niet opeisbaar was.