Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 25 april 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9346
Ontslag op staande voet wegens het zonder keuring afmelden van voertuigen bij RDW is rechtsgeldig. Verzoek tot vernietiging wordt afgewezen.

Feiten

Werknemer, die bij werkgeefster in dienst was, verzoekt vernietiging van het aan hem op 22 november 2024 gegeven ontslag op staande voet en veroordeling van werkgeefster tot betaling van zijn loon vanaf die datum tot het einde van zijn tijdelijke dienstverband op 31 maart 2025. Werkgeefster is het daar niet mee is. Zij heeft op haar beurt voorwaardelijk, namelijk als het ontslag op staande voet wordt vernietigd en deze beschikking vóór 31 maart 2025 wordt gegeven, verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Verder verzoekt werkgeefster werknemer te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 en 3 BW.

Oordeel

Het verzoek van werknemer tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen, omdat is voldaan aan de eisen van artikel 7:677 lid 1 BW. De feiten en omstandigheden die werkgeefster aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd, leveren een dringende reden op die onverwijld aan hem is medegedeeld en bij brief en mail van 25 november 2024 is bevestigd. Die reden komt in de kern erop neer dat werknemer twee auto’s voor de APK afgemeld heeft bij RDW zonder deze te hebben gekeurd. Tegenover deze verwijten komt werknemer niet verder dan een niet tot nauwelijks gemotiveerde ontkenning. Hij stelt nu dat de auto’s wel zijn gekeurd, maar nog los dat daarvoor enige onderbouwing ontbreekt, is onduidelijk gebleven waarom hij dat niet in het gesprek van 20 november 2024 heeft verteld. Ook is onduidelijk gebleven hoe het dan met de betaling is gegaan. Werkgeefster heeft onweersproken toegelicht dat er geen facturen voor de vermeende keuringen zijn gemaakt en dat er dus ook niet voor is betaald. Werknemer heeft hierover niet meer kunnen zeggen dan dat hij niet over de betalingen gaat. Dat is wel erg mager. Van werknemer had, kortom, meer mogen worden verwacht als weerlegging van dat wat werkgeefster hem verwijt. Daarin is hij niet geslaagd. Alles overziend wordt geoordeeld dat de verwijten die werknemer zijn gemaakt voldoende zijn komen vast te staan en dat deze zonder meer een dringende reden opleveren. Werknemer is dan ook terecht op 22 november 2024 op staande voet ontslagen. Zijn verzoek tot vernietiging daarvan wordt dus afgewezen. Het verzoek tot een gefixeerde schadevergoeding wordt toegewezen, omdat werknemer terecht vanwege een dringende reden is ontslagen.