Naar boven ↑

Rechtspraak

eiseressen, De Staat en NVB cs
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 30 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13836
Kort geding, besluit van de minister om de cao Veiligheidsdomein niet algemeen verbindend te verklaren is niet onrechtmatig, vorderingen afgewezen.

Feiten

Eiseressen (VVNL Vereniging Veiligheidsdomein Nederland te Maastricht en De Vereniging Alternatief voor Vakbond) zijn partijen bij de cao Veiligheidsdomein 2025-2027 (hierna: de cao VD) en eerdere versies van die cao. De Nederlandse Veiligheidsbranche c.s. (hierna: NVB c.s.) zijn partij bij de cao Particuliere Beveiliging 2024 -2026 (hierna: de cao PB). De bepalingen van de cao PB zijn in de afgelopen tien jaar vier keer algemeen verbindend verklaard (hierna ook: avv). Vanaf 2019 heeft VVNL namens haar leden herhaaldelijk om dispensatie van de cao PB verzocht. Hiermee beoogde zij te bereiken dat haar leden niet aan de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de cao PB gebonden zouden zijn. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister) heeft de verzoeken van VVNL toegewezen. De dispensatiebesluiten van de minister hebben geleid tot diverse bezwaar- en beroepsprocedures. In twee van die procedures heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) geoordeeld dat de dispensatie ten onrechte is verleend en de betreffende dispensatiebesluiten van de minister vernietigd. Vanaf eind 2023 hebben eiseressen de minister drie keer verzocht om de cao VD algemeen verbindend te verklaren. De minister heeft de avv-verzoeken van eiseressen steeds afgewezen, zo ook het laatste verzoek van 22 januari 2025 bij besluit van 9 april 2025. De minister heeft geconcludeerd dat, aangezien de cao VD een niet doorgaans algemeen verbindend verklaarde cao is die overlap veroorzaakt met de doorgaans algemeen verbindend verklaarde cao PB, het avv-verzoek van eiseressen onder verwijzing naar de werkingssfeerbepalingen moet worden afgewezen. Eiseressen vorderen in kort geding onder meer dat het besluit van de minister van 9 april 2025 buiten werking wordt gesteld totdat daarover door de bodemrechter is beslist en de minister beveelt om de aanvraag van eiseressen tot algemeen verbindend verklaring van de cao VD met spoed verder te behandelen conform de procedure van paragraaf 3 van het Toetsingskader AVV en de ‘Praktische handreiking Brochure cao en avv’. Ten aanzien van NVB c.s. vorderen eiseressen dat de voorzieningenrechter hen veroordeelt om de in het vonnis uitsproken veroordelingen van de minister te gehengen en gedogen en aan de uitvoering daarvan zo nodig alle noodzakelijke medewerking te verlenen.

Oordeel

Spoedeisend belang

Eiseressen stellen zich op het standpunt dat de minister hun avv-verzoek niet op de juiste manier heeft behandeld. Met hun vorderingen beogen zij te bewerkstelligen dat alsnog op korte termijn een volle/reguliere toets van hun verzoek plaatsvindt. De voorzieningenrechter oordeelt dat omdat de beslissing op het verzoek tot algemeen verbindend verklaring van de cao PB op korte termijn kan worden verwacht hiermee het spoedeisend belang van eiseressen bij hun vorderingen is gegeven.

Toetsingskader AVV

Eiseressen stellen in deze procedure de wijze waarop de minister toepassing geeft aan het Toetsingskader AVV en meer in het bijzonder paragraaf 6.2.1 ter discussie. Volgens hen leidt toepassing van dat Toetsingskader, althans de wijze waarop de minister dat in zijn besluit van 9 april 2025 heeft gedaan, ertoe dat er geen mogelijkheid bestaat om voor ‘nieuwe’ cao’s een avv aan te vragen als er in een branche een cao is die doorgaans algemeen verbindend wordt verklaard (hierna: de doorgaans avv-cao). De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in dit geding louter gaat om het besluit van de minister van 9 april 2025 om het avv-verzoek van eiseressen voor de cao VD af te wijzen. Voor zover eiseressen met hun bezwaren de discussie over het Nederlandse avv-beleid breder willen trekken, geldt dat deze procedure zich daarvoor niet leent. De voorzieningenrechter kan de vorderingen van eiseressen dan ook alleen terughoudend toetsen. Toewijzing van de vorderingen van eiseressen is alleen dan mogelijk als het besluit van de minister van 9 april 2025 in strijd is met (hogere) wettelijke voorschriften of algemene rechtsbeginselen, waaronder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Weigering kan onder meer aan de orde zijn als avv van (een) cao-bepaling(en) een te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden in de betrokken bedrijfstak of daarbuiten met zich brengt. Volgens de minister volgt uit het Toetsingskader AVV dat bij overlap van werkingssfeerbepalingen van verschillende cao’s twee situaties zijn te onderscheiden met ieder een eigen uitkomst: (i) de situatie waarin een avv-verzoek wordt gedaan voor een niet doorgaans avv-cao die werkingssfeeroverlap veroorzaakt met een reeds algemeen verbindend verklaarde cao of een doorgaans avv-cao, en (ii) de situatie dat een avv-verzoek wordt gedaan voor een doorgaans avv-cao die werkingssfeeroverlap heeft met een reeds algemeen verbindend verklaarde cao of een andere doorgaans avv-cao. Anders dan eiseressen stellen, volgt uit het Toetsingskader AVV niet dat voor de minister een rol is weggelegd bij het oplossen van werkingssfeeroverlap tussen verschillende cao’s en dat hij daartoe een stappenplan moet doorlopen. Dat de minister de cao PB als doorgaans avv-cao heeft gekwalificeerd valt binnen de beoordelingsvrijheid die de minister heeft en is overigens ook niet onbegrijpelijk omdat de cao PB meermaals algemeen verbindend is verklaard. De Staat heeft gemotiveerd betwist dat het beleid zoals dat in het Toetsingskader AVV is neergelegd en door de minister in zijn besluit van 9 april 2025 is toegepast ertoe leidt dat er geen mogelijkheid bestaat om avv voor een andere dan de doorgaans avv-cao te vragen. Bovendien geldt dat een cao alleen algemeen verbindend is voor de periode waarop een avv-besluit ziet. Buiten die periode zijn de partijen bij de cao VD dus niet gebonden aan de cao PB. Ook in zoverre is dus geen sprake van doorlopende exclusieve werking. Een en ander neemt niet weg dat als onverminderd aan het meerderheidsvereiste wordt voldaan er een aanmerkelijke kans is dat de minister het avv-verzoek voor de cao PB zal toewijzen. Dat rechtvaardigt in het licht van het voorgaande echter op geen enkele wijze de conclusie dat de minister in strijd handelt met (de uitgangspunten van) de wet AVV of enig ander (hoger) wettelijk voorschrift, zoals eiseressen hebben gesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat het besluit van de minister van 9 april 2025 niet onrechtmatig is en wijst de vorderingen van eiseressen af.