Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Zorgcentra Meerlanden/werkneemster
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 3 juli 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:7838
Ontbindingsverzoek op de g-grond wordt toegewezen. Het opzegverbod wegens ziekte staat niet aan ontbinding in de weg.

Feiten

Werkneemster is per 15 oktober 2020 in dienst getreden bij Stichting Zorgcentra Meerlanden (hierna: Meerlanden) in de functie van verzorgende IG. Naar aanleiding van door Meerlanden gesignaleerde knelpunten in de communicatie en samenwerking heeft begin april 2022 een gesprek plaatsgevonden met werkneemster. Werkneemster zou onder meer niet om kunnen gaan met feedback, roddelen over collega’s met cliënten en betrokken zijn bij meerdere conflictsituaties. Op 13 april 2022 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden. In het verslag van dat gesprek staat (onder meer) dat werkneemster een positieve stap heeft gezet om de samenwerking met collega’s te verbeteren en dat zij daarbij graag hulp wil hebben. Ook heeft werkneemster in dat gesprek haar leerdoelen benoemd (openstaan voor feedback en op een opbouwende manier feedback geven, zich inleven in de ander en het versterken van zelfvertrouwen). Meerlanden heeft in dat gesprek aangeboden een intake en vier coachgesprekken te vergoeden. Ook is in dat gesprek benoemd dat het werken op een andere afdeling nu geen passende stap lijkt te zijn. In de daarop volgende maanden heeft een coachingtraject van vijf gesprekken plaatsgevonden. Na een periode van arbeidsongeschiktheid en verschillende gesprekken heeft er tussen partijen mediation plaatsgevonden. Meerlanden verzoekt ontbinding op de g-grond. Werkneemster beroept zich primair op het opzegverbod tijdens ziekte.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het beroep op het opzegverbod wordt verworpen. De bedrijfsarts heeft namelijk geadviseerd de ziekmelding te beëindigen. Op de datum van indiening van het ontbindingsverzoek was geen opzegverbod van kracht. Maar ook als ervan uit wordt gegaan dat werkneemster wel vanaf 2 december 2024 onafgebroken ziek is geweest, staat het opzegverbod niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte van werkneemster. De aan dat verzoek ten grondslag gelegde problemen in de communicatie en samenwerking (sinds 2022) hebben zich immers vóór die ziekmelding voorgedaan en zijn aan de orde gesteld in gesprekken die voor het overgrote deel vóór de ziekmelding hebben plaatsgevonden. Er is niet of in ieder geval onvoldoende gebleken dat die problemen te maken hadden met de ziekte van werkneemster. Uit gesprekken blijkt dat werkneemster structurele problemen heeft in de samenwerking en communicatie met collega’s en leidinggevenden, waardoor het draagvlak voor voortzetting van de arbeid volledig is verdwenen. Ondanks inspanningen van de werkgever, zoals coaching en mediation, bleven de problemen zich herhalen. De rechter acht een tweede mediation niet zinvol en oordeelt dat voortzetting van het dienstverband niet van Meerlanden gevergd kan worden. Overigens lijkt ook werkneemster zelf weinig vertrouwen meer te hebben in een verdere samenwerking met Meerlanden. In haar pleitnota heeft zij immers naar voren gebracht dat Meerlanden verzinsels heeft gecreëerd om haar te beschadigen. In dat verband heeft zij geciteerd uit een verklaring van een ex-collega, waarin staat dat ‘alles wijst op een zorgvuldig geregisseerde karaktermoord, gecoördineerd vanuit de organisatie’. Vanwege de aanhoudende gedragsproblemen van werkneemster op het gebied van communicatie en samenwerking, ligt herplaatsing van werkneemster binnen een redelijke termijn niet in de rede. Daarbij tekent de kantonrechter aan dat zij ter zitting aan werkneemster heeft gevraagd of zij het anders zou doen als zij weer ergens aan het werk zou gaan en dat werkneemster daarop heeft meegedeeld dat zij de kritiek op haar gedrag niet herkent. De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden. De transitievergoeding wordt toegewezen. Het verzoek van werkneemster tot toekenning van een billijke vergoeding wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.