Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 10 juli 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:4632
Feiten
Werknemer is per 11 november 2024 voor 40 uur per week in dienst getreden bij Ecotherma als monteur kunststofkozijnen. Op 6 februari 2025 heeft werknemer in een gesprek de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 april 2025. Op 12 februari 2025 heeft Ecotherma de opzegging per e-mail bevestigd. Op zondag 23 februari 2025 verzoekt de manager werknemer via Whatsapp om zich de volgende dag om 12.30 uur op kantoor te melden. Op 24 februari heeft werknemer een gesprek. Van dit gesprek ontvangt werknemer dezelfde dag een verslag per Whatsapp waarin staat dat is afgesproken dat die week de laatste week van werknemer is en hij per 1 maart 2025 officieel uit dienst is bij Ecotherma. Werknemer reageert hierop dezelfde dag met een akkoord. Op 21 maart 2025 stuurt werknemer een Whatsappbericht aan zijn manager waarin hij schrijft dat hij denkt dat Ecotherma is vergeten hem te betalen, maar dat hij nog steeds in dienst is. Op 16 april 2025 schrijft zijn advocaat Ecotherma aan met het verzoek om binnen vijf dagen na 16 april 2025 te bevestigen dat de opzegging per 1 maart 2025 wordt ingetrokken en Ecotherma het volledige salaris inclusief emolumenten door zal betalen over de maand maart 2025. Werknemer verzoekt de opzegging dan wel beëindiging per 1 maart 2025 te vernietigen en Ecotherma te veroordelen tot betaling van het salaris van werknemer. Ecotherma voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen.
Oordeel
Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer de arbeidsovereenkomst eenzijdig heeft opgezegd per 1 april 2025. Voor de vraag of de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2025 is geëindigd, is van belang waarover partijen overeenstemming hebben bereikt. De eerste vraag is of de beëindiging per WhatsApp voldoet aan artikel 7:670b lid 1 BW, dat het schriftelijkheidsvereiste bevat. Anders dan werknemer meent, acht de kantonrechter dat daaraan is voldaan. Partijen communiceerden gebruikelijk via e-mail en WhatsApp. Dat de bevestiging van het einde van de arbeidsovereenkomst eerst per e-mail (1 april) en daarna per WhatsApp (1 maart) plaatsvond, maakt juridisch geen verschil. Werknemer wijst erop dat hij geen handtekening heeft gezet voor beëindiging per 1 maart, maar ook het eerdere e-mailbericht was niet ondertekend. Aan het schriftelijkheidsvereiste is dus voldaan. De kantonrechter stelt vast dat in het gesprek van 24 februari 2025 niet is gesproken over de financiële gevolgen van beëindiging per 1 maart. Ecotherma stelt dat uit het WhatsAppbericht blijkt dat werknemer per 1 maart geen recht meer had op loon. De kantonrechter ziet dat anders. Hoewel de tekst suggereert dat werknemer akkoord ging met een eerdere beëindiging, mag daar niet zonder meer van worden uitgegaan. Omdat de eerdere beëindiging voortvloeide uit de opzegging door werknemer, rustte op Ecotherma een onderzoeksplicht naar de financiële en juridische gevolgen voor werknemer, zoals het recht op loon en mogelijke uitkeringsaanvragen. Dit geldt temeer omdat in het WhatsAppbericht wordt gesproken over ‘vakantie’, wat doorgaans betekent dat loon wordt doorbetaald. Dat het om onbetaalde vakantie ging, is niet vermeld, en werknemer hoefde dat ook niet te begrijpen. Door hem niet te informeren en geen onderzoek te doen, heeft Ecotherma haar onderzoeksplicht geschonden. Uit het akkoord van werknemer blijkt dan ook niet ondubbelzinnig dat hij afzag van loon over maart 2025. De arbeidsovereenkomst is daarom niet met wederzijds goedvinden per 1 maart 2025 geëindigd, maar bleef in stand. Werknemer heeft recht op loon en overige betalingen over maart 2025. De arbeidsovereenkomst eindigt per 1 april 2025, de datum waarop werknemer rechtsgeldig heeft opgezegd. De beëindiging per 1 maart wordt vernietigd.