Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam, 3 juli 2025Feiten
De heer X (hierna: de scheidsrechter) werd door de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (hierna: KNLTB) jarenlang ingezet als scheidsrechter bij (professionele) tenniswedstrijden, zoals Eredivisie. Daarnaast heeft hij ook op internationale toernooien werkzaamheden verricht, waarvoor hij door KNLTB werd voorgedragen. Sinds 2017 is hij ingezet op basis van een vrijwilligersovereenkomst. Op 4 december 2024 heeft KNLTB per brief de vrijwilligersovereenkomst beëindigd, nadat zij diverse gesprekken heeft gevoerd met de scheidsrechter alsmede hem heeft berispt vanwege zijn houding en wijze van communiceren. De scheidsrechter stelt zich thans op het standpunt dat tussen partijen sprake is (geweest) van een arbeidsovereenkomst en verzoekt vernietiging van de opzegging.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Rechtsvermoeden artikel 7:610a BW
De scheidsrechter beroept zich allereerst op het rechtsvermoeden van artikel 7:610a BW. Naar het oordeel van de kantonrechter wordt aan het rechtsvermoeden niet voldaan, nu de scheidsrechter onvoldoende werkzaamheden voor KNLTB heeft uitgevoerd (in 2024 slechts zes dagen) om aan het minimaal voor het rechtsvermoeden vereiste aantal van 20 uur per maand te komen. Er zal dan ook getoetst moeten worden aan artikel 7:610 BW.
Overeengekomen rechten en plichten
Ten aanzien van de overeengekomen rechten en plichten overweegt de kantonrechter dat de scheidsrechter zich mag aanmelden om wedstrijden te leiden voor KNLTB. Hij is daarbij volledig vrij in zijn keuze wanneer hij wel en niet beschikbaar is. Een eerder aangegeven beschikbaarheid kan worden ingetrokken. Nadat deelname van een scheidsrechter is bevestigd, wordt hij geacht die werkzaamheden persoonlijk te komen verrichten op de dagen dat hij is ingedeeld. In geval van calamiteiten is afmelden mogelijk. De scheidsrechter dient tijdens zijn werk de spelregels toe te passen en op hem zijn gedragsregels en het Reglement Arbitrage van toepassing. Als de scheidsrechter werkzaamheden heeft verricht, dient hij een declaratie in, waarbij hij reis- en onkosten en een dagvergoeding (niet afhankelijk van het aantal gewerkte uren of wedstrijden) kan declareren en uitbetaald krijgt.
Elementen artikel 7:610 BW
De kantonrechter overweegt dat tussen partijen vaststaat dat aan het element ‘arbeid’ van artikel 7:610 BW is voldaan; de scheidsrechter wordt immers ingezet als scheidsrechter door KNLTB. Ten aanzien van het element ‘loon’ oordeelt de kantonrechter dat de dagvergoeding kan worden beschouwd als loon in de zin van artikel 7:610 BW. Niet relevant is dat partijen de vergoeding anders hebben genoemd. Voor zover een fiscale vrijwilligersvergoeding niet kan worden beschouwd als loon, heeft KNLTB het standpunt van de scheidsrechter dat hij in de afgelopen jaren ook wel boven het maximum van de fiscale vrijwilligersvergoeding betaald heeft gekregen onvoldoende gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter is van een gezagsverhouding tussen partijen geen sprake. De scheidsrechter was niet verplicht beschikbaar te zijn, de werkzaamheden waren van beperkte omvang en van een vaste omvang of vaste tijden was geen sprake. Dat de scheidsrechter zijn werkzaamheden persoonlijk moest verrichten is in dit geval een minder relevante omstandigheid, nu voor het verrichten van deze specifieke werkzaamheden ook bepaalde kennis/kwalificatie vereist is. Voorts staat vast dat de scheidsrechter geen commercieel risico loopt en dat de beperkte inkomsten die hij van KNLTB ontvangt een bijverdienste zijn (hij is daarnaast leraar Duits voor 0,8 FTE). De functie van de scheidsrechter is niet ingebed bij KNLTB; KNLTB heeft immers geen enkele scheidsrechter in dienst. Het is dus niet zo dat de scheidsrechter hetzelfde werk doet als werknemers die wél bij KNLTB in dienst zijn: van de in totaal 139 scheidsrechters is er geen één met een dienstverband. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Afwijzing van de verzoeken van de scheidsrechter volgt.