Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 26 juni 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:11473
Feiten
X is sinds 7 januari 2002 in dienst bij De Vereniging Unie van Waterschappen (hierna: De Unie). In de brief van 9 juni 2009 heeft De Unie aan X laten weten dat het de bedoeling is om zijn arbeidsovereenkomst in 2010 te beëindigen. De Unie is bereid om bij vertrek een (start)opdracht mee te geven aan X voor zijn eenmanszaak Y en doet een voorstel. X bevestigt dat er gesproken is over uit uitbouwen van zijn eenmanszaak en dat hij dit kan overwegen indien hij een redelijke compensatie krijgt voor de rechten die hij opgeeft als hij vrijwillig vertrekt. X komt met een tegenvoorstel. In haar brief van 20 juli 2009 schrijft De Unie onder meer dat het dienstverband wordt beëindigd op 1 juni 2010. Ook schrijft De Unie dat X per 1 juni 2010 via het eigen bedrijf voor een periode van 2 jaar wordt ingehuurd voor maximaal 16 uur per week voor een uurtarief van € 60 exclusief btw. De Unie is X (Y) na 2010 blijven inhuren. Vanaf 2020 is dat door middel van onderhandse aanbestedingen gebeurd. Partijen zijn er verdeeld over hoe de overeenkomst(en) tussen partijen gekwalificeerd moet(en) worden.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter komt op basis van de gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest (ECLI:NL:HR:2023:443) tot de conclusie dat de overeenkomsten tussen partijen niet gekwalificeerd dienen te worden als een arbeidsovereenkomst. Partijen hebben zich bij de inrichting van de overeenkomst (de overeengekomen rechten en plichten) en de wijze waarop zij daaraan uitvoering hebben gegeven meer gedragen als opdrachtgever en opdrachtnemer dan als werkgever en werknemer. Omdat geconcludeerd wordt dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht kan er geen sprake zijn geweest van een arbeidsrechtelijke onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst door De Unie.