Naar boven ↑

Rechtspraak

PMT c.s./ACS Audiovisual solutions BV
Hoge Raad, 4 juli 2025
ECLI:NL:HR:2025:1095
Vermijden witte of grijze vlekken betekent niet volledig verplichte dekking pensioenstelsel. Cao-norm bepalend voor uitleg werkingssferen.

Feiten

ACS Audiovisual Solutions B.V. (hierna: ACS) houdt zich bezig met alles wat met beeld- en geluidapparatuur en licht bij grote en kleine congressen te maken heeft. De Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek (hierna: PMT) is een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds voor werkgevers in de bedrijfstak Metaal en Techniek. PMT heeft ACS op 6 november 2015 schriftelijk laten weten dat zij vanaf 3 april 2004 verplicht is deel te nemen aan PMT en aan cao-regelingen van een aantal fondsen in de sector metaal en techniek (hierna: Mt-fondsen). Er is tussen ACS enerzijds en PMT en de Mt-fondsen anderzijds een geschil ontstaan over de vraag of ACS verplicht is deel te nemen aan de pensioenregeling van PMT en/of de cao-regelingen van de Mt-fondsen. De kantonrechter (zie AR 2017-0992) heeft in eerste aanleg voor recht verklaard dat ACS niet valt onder de werkingssfeer van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 juncto het Besluit van de staatssecretaris van SZW tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Metaal en Techniek. De vorderingen in reconventie (van PMT en de Mt-fondsen) zijn in eerste aanleg afgewezen. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld.

Het debat tussen partijen spitst zich in hoger beroep (zie AR 2024-0421) toe op de werkingssfeerbepalingen van de bedrijfstakken (1) Metaalbewerkingsbedrijf, (2) het Aardingsbedrijf, (3) het Radio- en televisie installatie- en reparatiebedrijf, (4) het Installatiebedrijf voor – collectieve – antennes, kabeltelevisie, telematica en overige (tele)communicatie, (5) het Tentoonstellingsinstallatiebedrijf, (6) het Elektrotechnisch paneelbouwbedrijf en elektrotechnisch reparatiebedrijf en (7) het Rolluiken-, markiezen- en zonweringsbedrijf. Het hof is van oordeel dat de werkzaamheden van de werknemers van ACS niet – of slechts in zeer beperkte mate – onder de werkingssfeerbepalingen van voornoemde bedrijfstakken vallen. Het hof licht dit per bedrijfstak/werkingssfeerbepaling toe. Ten aanzien van de werkingssfeerbepaling voor bedrijfstak (5), het Tentoonstellingsinstallatiebedrijf, overweegt het hof dat PMT terecht stelt dat dit de meest relevante werkingssfeerbepaling is (die van artikel 9.1 onder i van het verplichtstellingsbesluit). Naar het oordeel van het hof valt ACS naar de aard van haar activiteiten, en daarmee die van de werkzaamheden van haar werknemers, niet onder het tentoonstellingsinstallatiebedrijf. Het enkele feit dat de audiovisuele apparaten van ACS elektriciteit gebruiken, en in de cao voor de elektrotechnische detailhandel zijn aangemerkt als elektrotechnische apparaten, maakt het aansluiten van dergelijke (al dan niet onderling met elkaar verbonden) apparaten op het elektriciteitsnetwerk door het steken van een stekker in het stopcontact nog niet tot elektrotechnische installatiewerkzaamheden. Als dat wel zo zou zijn dan valt ook het aansluiten van een tv met een daaraan gekoppelde soundbar, of een audiotuner met daaraan gekoppelde actieve speakers onder dat begrip, en dat gaat zo ver dat dit geen aannemelijk rechtsgevolg is. PMT betoogt voorts dat ACS op grond van het verplichtstellingsbesluit en de algemeen verbindend verklaarde cao’s in de Metaal en Techniek gehouden is gegevens te verstrekken ten behoeve van en/of medewerking te verlenen aan een nader werkingssfeeronderzoek. Verder zou de maatschappelijke zorgvuldigheid dit van ACS verlangen. Het hof verwerpt dit standpunt. Het verplichtstellingsbesluit en de algemeen verbindend verklaarde cao’s in de Metaal en Techniek brengen dergelijke verplichtingen voor ACS pas mee als er voldoende concrete aanwijzingen zijn dat ACS onder de werkingssfeer van een of meer van deze regelingen zou vallen. Dit is (vooralsnog) niet het geval. De maatschappelijke zorgvuldigheid verlangt van ACS niet meer dan waar zij tot nu toe invulling aan heeft gegeven. Zo heeft ACS meegewerkt aan een werkingssfeeronderzoek van 12 oktober 2015 van een accountmanager van PMT, heeft zij zelf werkingssfeeronderzoeken laten verrichten en heeft zij meegewerkt aan een op verzoek van PMT gehouden voorlopig getuigenverhoor. Verder heeft ACS gemotiveerd verweer gevoerd in deze door PMT aanhangig gemaakte procedure. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. 

Conclusie A-G Assink

Vermijden witte of grijze vlekken betekent niet volledig verplichte dekking pensioenstelsel

De strekking van werkingssfeerbepalingen in bedrijfstakregelingen is om de ondernemingen aan te wijzen waarvan de belangrijkste activiteit bestaat in de daarin bedoelde werkzaamheden, en die daarom tot de bedrijfstak behoren. Met een verplichtstellingsbesluit wordt onder meer beoogd te vermijden dat er categorieën van werknemers zijn voor wie door werkgevers geen of slechts gedeeltelijke pensioentoezeggingen zijn gedaan (‘witte vlekken’ of ‘grijze vlekken’). Indien zich de situatie voordoet dat een onderneming zowel werkzaamheden verricht die onder de werkingssfeerbepaling van bedrijfstak A vallen, als werkzaamheden die onder de werkingssfeerbepaling van bedrijfstak B vallen, ligt het niet voor de hand om die werkingssfeerbepalingen aldus uit te leggen dat de onderneming onder geen van beide werkingssfeerbepalingen valt. Dat geldt in het bijzonder indien kan worden vastgesteld dat in die onderneming voornamelijk werkzaamheden worden verricht die onder een van beide werkingssfeerbepalingen vallen. Het hiervoor bedoelde gezichtspunt berust niet op de veronderstelling dat het stelsel van verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen en -regelingen ertoe strekt alle werknemers tot een bedrijfstak te doen behoren waarvoor zo’n verplichtgesteld(e) bedrijfstakpensioenfonds en -regeling bestaat. Het vermijden van ‘witte vlekken’ of ‘grijze vlekken’ doet in het bijzonder dienst als een van de gezichtspunten voor de uitleg van een verplichtstellingsbesluit in gevallen waarin werknemers, heel kort gezegd, tussen twee in aanmerking komende bedrijfstakpensioenfondsen en -regelingen dreigen te vallen terwijl er geen aanleiding is te veronderstellen dat dat is beoogd. Dat is doorgaans een onaannemelijk rechtsgevolg, wat dus in aanmerking komt bij de toepassing van de cao-norm. Maar dit betekent niet dat het geheel ontbreken van een verplichtgesteld(e) bedrijfstakpensioenfonds en -regeling voor een categorie werknemers zonder meer als een onaannemelijk rechtsgevolg moet worden aangemerkt.

In cassatie klaagt PMT onder meer dat bij de uitleg van werkingssfeerbepalingen naar het geheel van een sluitend systeem moet worden gekeken, waarbij de uitkomst niet kan zijn dat iemand in het geheel niet onder een werkingssfeer valt. Met de algemeenverbindendverklaring van bepalingen van een bedrijfstak-cao is beoogd om werknemers te beschermen en met een verplichtstellingsbesluit tot deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds wordt mede beoogd te vermijden dat er categorieën van werknemers zijn voor wie door werkgevers geen of slechts gedeeltelijke pensioentoezeggingen zijn gedaan (‘witte vlekken’ of ‘grijze vlekken’). Dat geldt ook als de werkzaamheden slechts onder de werkingssfeer van één verzameling van bedrijfstakregelingen zouden kunnen vallen. In dat verband heeft het hof miskend, zo wordt kennelijk ter verdere uitwerking geklaagd, dat een uitleg waarbij werkingssfeerbepalingen van bedrijfstakregelingen op elkaar aansluiten, zodanig dat zowel geen overlap als ook geen gaten tussen de verschillende regelingen ontstaan, in beginsel tot het meest aannemelijke rechtsgevolg leidt. Daarmee ligt een dergelijke uitleg meer voor de hand dan een uitleg waarbij wel gaten tussen (‘witte of grijze vlekken’) of overlap met werkingssfeerbepalingen in te onderscheiden verzamelingen van bedrijfstakregelingen ontstaan. Nu het hof in dit geval heeft aangenomen dat slechts één verzameling van bedrijfstakregelingen van toepassing zou kunnen zijn, is vooral het voorkomen van ‘witte of grijze vlekken’ van belang. Dat wil zeggen dat een uitleg waarbij werknemers niet onder een werkingssfeerbepaling van die verzameling van bedrijfstakregelingen vallen in beginsel tot een minder aannemelijk rechtsgevolg leidt dan een uitleg waarbij dat wel het geval is.

De A-G concludeert tot verwerping, onder meer omdat het hof het zogenoemde 'materieel-wettelijke systeem' niet zou hebben miskend, maar de cao-norm simpelweg niet tot een uitleg noopt die door PMT wordt voorgestaan.

Oordeel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).