Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 24 juni 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:11351
Uitzendkracht is werkzaam op basis van arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 40 uur per week en niet op basis van uitzendovereenkomst voor 20 uur per week. Billijke vergoeding (€ 12.208,55) bestaat uit inkomensschade en bedrag ter voorkoming van dergelijk verwijtbaar gedrag uitzendbureau.

Feiten

Werkneemster was tot en met augustus 2024 woonachtig en werkzaam in Turkije. Haar man en oudste zoon woonden op dat moment al in Nederland en werkten bij een uitzendbureau. Werkneemster, die zowel de Turkse als Bulgaarse nationaliteit heeft, is ook naar Nederland geëmigreerd met haar minderjarige zoon. Per 1 september 2024 is ook werkneemster werkzaamheden gaan verrichten voor het uitzendbureau. Op 27 januari 2025 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden. Nadien heeft werkneemster geen werkzaamheden meer verricht voor het uitzendbureau. Werkneemster verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst onregelmatig is opgezegd en haar daarom een billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding toe te kennen en het uitzendbureau te veroordelen tot betaling daarvan. Tussen partijen is in geschil of het dienstverband van werkneemster bij het uitzendbureau een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 40 uur per week is of een uitzendovereenkomst voor 20 uur per week.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het document dat volgens het uitzendbureau moet worden aangemerkt als de tussen partijen tot stand gekomen uitzendovereenkomst, wordt gemotiveerd bestreden door werkneemster. Werkneemster heeft onweersproken aangevoerd dat zij op enig moment, voor aanvang van de werkzaamheden, haar handtekening heeft moeten zetten op een tablet die verder niets toonde dan een wit scherm, een blanco document. De door het uitzendbureau ingebrachte uitzendovereenkomst is opgesteld in de Nederlandse taal en bevat de handtekening van werkneemster, maar werkneemster – die de Nederlandse taal niet machtig is – heeft aangevoerd dit document niet eerder te hebben gezien. Het uitzendbureau stelt dat zij werkneemster heeft uitgelegd wat er in de overeenkomst staat, maar werkneemster heeft dat bestreden. Dit brengt naar het oordeel van de kantonrechter mee dat er niet van kan worden uitgegaan dat tussen partijen wilsovereenstemming heeft bestaan ten aanzien van de overeenkomst. Nu partijen beide de Turkse taal machtig zijn, valt niet in te zien waarom werkneemster een in het Nederlands gestelde overeenkomst heeft moeten tekenen, die zij bovendien niet tevoren toegezonden heeft gekregen; dat heeft het uitzendbureau althans niet gesteld. Het lag op de weg van het uitzendbureau om werkneemster, voorafgaand aan de ondertekening, te voorzien van een concept van de overeenkomst, bij voorkeur in het Turks, zodat zij daar behoorlijk kennis van kon nemen alvorens te ondertekenen. Dat is niet gebeurd. Al met al is onvoldoende gebleken van wilsovereenstemming tussen partijen over de door het uitzendbureau overgelegde uitzendovereenkomst. Dat betekent dat op basis van de feitelijke omstandigheden beoordeeld moet worden wat voor soort overeenkomst dan wel tussen partijen geldt. Gelet op de onweersproken stellingen van werkneemster over de zekerheid die zij verlangde voor overkomst naar Nederland en de hoeveelheid werk die zij feitelijk heeft verricht (ruim 40 uur per week), gaat de kantonrechter ervan uit dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen voor 40 uur per week. De opzegging op 27 januari 2025 heeft niet rechtsgeldig plaatsgevonden. Werkneemster maakt dan ook terecht aanspraak op de transitievergoeding (€ 809,74) en de gefixeerde schadevergoeding (€ 2896,36). De billijke vergoeding wordt vastgesteld op € 12.208,55 bruto, bestaande uit € 5.208,55 aan inkomensschade en een bedrag van € 7.000 bedoeld om te stimuleren dat het uitzendbureau niet meer op dezelfde wijze zal handelen met andere arbeidsmigranten.