Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 5 november 2024
ECLI:NL:RBOVE:2024:7141
Werkgeefster is de met de werknemer overeengekomen afspraak met betrekking tot de 30%-regeling niet correct nagekomen. De kantonrechter geeft partijen de gelegenheid informatie te verschaffen zodat een loondeskundige kan worden benoemd ter bepaling van de vordering van werknemer.

Feiten

Werknemer is per 1 augustus 2019 (als expat) in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van IT-servicedeskmanager. Werknemer is per 1 maart 2024 uit dienst getreden. Werknemer heeft zich op het standpunt gesteld dat hij op basis van het tussen partijen overeengekomen addendum maandelijks recht had op uitbetaling van een (onbelaste) nettokostenvergoeding van 30% van zijn brutomaandsalaris. Volgens werknemer komt het belastingvoordeel van de 30%-regeling aan hem toe. Het belastingvoordeel kan ook aan de werkgever toekomen, maar in dat geval moeten werkgever en werknemer een nettoloonafspraak maken. Een dergelijke afspraak is tussen partijen niet gemaakt. Volgens werknemer heeft werkgeefster de 30%-regeling in de periode vanaf augustus 2019 tot en met februari 2020 niet toegepast, en in de periode vanaf maart 2020 tot en met februari 2024 wél, maar niet voor de volledige 30%. Uit de salarisspecificaties blijkt dat de door werkgeefster in het kader van de 30%-regeling maandelijks in mindering op zijn brutosalaris gebrachte bedragen steeds van elkaar in hoogte verschillen, en dat die bedragen met veel lagere percentages overeenkomen dan het afgesproken percentage van 30%. Ook is er stelselmatig van een te laag brutomaandsalaris (voor aftrek van de 30 %-regeling) uitgegaan. De aan hem over de jaren 2020 tot en met 2023 toegekende loonsverhogingen zijn niet op de loonspecificaties en de jaaropgaves doorgevoerd en zijn nooit aan hem uitbetaald. Aldus heeft hij recht op vergoeding van schade, bestaande uit inkomstenderving. Werkgeefster heeft het standpunt ingenomen dat werknemer de vergoedingen heeft ontvangen waar hij recht op had. Volgens werkgeefster geeft de 30%-regeling een werkgever de keuze om ofwel aan de werknemer voor de vergoeding van extraterritoriale kosten maximaal 30% van het loon onbelast te geven, ofwel maximaal 30% van het loon (inclusief de vergoeding van extraterritoriale kosten) onbelast uit te betalen. Volgens werkgeefster hebben partijen, anders dan werknemer stelt, dus niet afgesproken dat hem sowieso 30% van het loon netto zou worden uitgekeerd.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat partijen niet hebben gesproken over de uitleg van het addendum, waardoor de kantonrechter van de bewoordingen uitgaat. Werknemer mocht ervan uitgaan dat 30% van zijn brutosalaris als nettokostenvergoeding wordt betaald. Het addendum moet zo worden uitgelegd dat werknemer maandelijks recht had op betaling van een nettokostenvergoeding ten belope van 30% van zijn brutosalaris. Die nettokostenvergoeding heeft hij niet dan wel niet steeds volledig (voor de volle 30%) gehad. Werknemer heeft inkomsten gederfd, die door werkgeefster vergoed moeten worden. Voor de precieze berekening van de inkomstenderving, bestaande dus uit stelselmatig te weinig betaald brutosalaris en te weinig betaalde nettokostenvergoedingen, en voor de beantwoording van de vraag of er mogelijk nog meer financieel nadeel is geleden door werknemer (zoals te weinig afgedragen pensioenpremies) wordt de benoeming van een loondeskundige, met kennis van de 30%-regeling, aangewezen geacht. De zaak wordt verwezen naar de rol. In het incident heeft werknemer verzocht om betaling van een voorschot van de door hem geleden schade. Werkgeefster heeft de noodzakelijkheid van een voorschot betwist, en werknemer heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat hem nu al een voorschot moet worden betaald. De provisionele vordering van werknemer wordt afgewezen. De beslissing in de hoofdzaak wordt aangehouden.