Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Amersfoort), 4 juni 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:2658
Leerkracht over wie klachten binnen zijn gekomen werkt niet mee aan oplossingen. Werknemer vordert doorbetaling van salaris. Niet verrichten van overeengekomen arbeid komt in redelijkheid voor rekening van werknemer.

Feiten

Werknemer is sinds augustus 2019 in dienst als leerkracht op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met toepassing van de cao Primair Onderwijs. Na langdurige ziekte is het dienstverband per 1 mei 2024 beëindigd via een vaststellingsovereenkomst, waarna een nieuwe overeenkomst is aangegaan. Werknemer werkte daarna op school 1 in de bovenbouw nauw samen met collega A. In 2023 en 2024 kwamen klachten binnen over collega A en in mindere mate over werknemer, waarbij ouders zorgen uitten over de bejegening van kinderen en zelfs onveiligheid in de klas. Dit leidde tot spanning op school en drukte op de relaties tussen werknemer, collega A, de schoolleiding en werkgeefster. Werkgeefster bood vrijwillige overplaatsing aan, maar toen werknemer hiermee niet instemde, werd besloten hem per 9 juli 2024 over te plaatsen naar school 2 wegens zwaarwichtige omstandigheden, zoals spanningen binnen het team en het vertrek van leerlingen als gevolg van de situatie. Collega A werd elders geplaatst. Werknemer maakte bezwaar tegen de overplaatsing maar maakte geen gebruik van het beroepsrecht bij de Commissie van Beroep Primair Onderwijs. Op 11 juli 2024 meldde werknemer zich ziek. De bedrijfsarts concludeerde dat de arbeidsongeschiktheid niet door ziekte, maar door verstoorde arbeidsverhoudingen werd veroorzaakt en adviseerde mediation, die geen oplossing bracht. Werknemer bleef ziekgemeld en meldde zich opnieuw ziek in december 2024.
Ondanks uitnodigingen voor gesprekken kwam werknemer wegens ziekte niet opdagen. Mediation en overleg boden geen oplossing. Werknemer vroeg begin 2025 om een gezamenlijk gesprek om tot een oplossing te komen en uitte de wens om op school 1 te blijven, maar werkgeefster hield vast aan de overplaatsing. Op 6 februari 2025 verscheen werknemer niet op school 2, waarna werkgeefster de salarisbetaling per 10 februari 2025 stopzette. Werknemer vordert nu betaling van het loon vanaf die datum, met bijkomende rente en kosten, stellende dat van hem door de onwerkbare situatie niet redelijkerwijs kon worden verlangd het werk te hervatten.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt dat werknemer niet arbeidsongeschikt is wegens ziekte. Volgens artikel 7:628 BW is de werkgever verplicht loon te betalen, tenzij het niet werken voor rekening van de werknemer komt. De situatie van verstoorde arbeidsverhoudingen rechtvaardigt geen doorbetaling als werknemer onvoldoende meewerkt aan oplossingen. Werknemer heeft namelijk de gesprekken slechts willen voeren onder voorwaarde dat het overplaatsingsbesluit werd teruggedraaid, terwijl hij geen beroep had ingesteld tegen dit besluit. Dit wordt als onredelijk beschouwd. De kantonrechter stelt dat werknemer redelijkerwijs op school 2 had kunnen beginnen. Hoewel de situatie lastig is, is sprake van een situatie waarbij werkgeefster niet verplicht is het loon verder te betalen. De loonvorderingen van werknemer worden daarom afgewezen.