Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 11 juni 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:2808
Feiten
Werknemer is met ingang van 29 april 2024 in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van chauffeur op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Deze arbeidsovereenkomst, die eenmaal is verlengd, zou op 28 juni 2025 eindigen. In de arbeidsovereenkomst is een tussentijds opzegbeding opgenomen. Werkgeefster heeft werknemer met een brief van 13 januari 2025 op staande voet ontslagen. Werkgeefster verzoekt werknemer te veroordelen tot betaling van onder meer een gefixeerde schadevergoeding. Zij legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij werknemer op 13 januari 2025 rechtsgeldig op staande voet heeft ontslagen en dat zij op grond van artikel 7:672 lid 11 BW recht heeft op een gefixeerde schadevergoeding bestaande uit het brutoloon vanaf het moment van opzegging tot het moment dat de arbeidsovereenkomst bij opzegging had behoren voort te duren.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat artikel 7:672 lid 11 BW geen grondslag kan zijn voor de gefixeerde schadevergoeding waarom werkgeefster heeft verzocht. In dit artikellid is bepaald dat de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding is verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. In dit geval is het echter niet werknemer die heeft opgezegd, maar werkgeefster zelf. Uit het verweerschrift van werknemer blijkt dat hij heeft begrepen dat het de bedoeling was van werkgeefster om haar verzoek te baseren op artikel 7:677 lid 2 BW. In dit artikellid is bepaald dat de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, aan de wederpartij een vergoeding is verschuldigd, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. In artikel 7:677 lid 3 BW is bepaald hoe hoog die vergoeding dan is. In de andere procedure is vandaag geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Dat betekent dat er geen sprake is van de situatie dat werknemer door opzet of schuld aan werkgeefster een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Werkgeefster heeft daarom geen recht op een gefixeerde schadevergoeding. Haar verzoek wordt afgewezen.