Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Zutphen), 11 juni 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:4429
Feiten
Werknemer is per 1 maart 1998 aangesteld bij de Gemeente Bronckhorst (hierna: de Gemeente) en is per 1 januari tot 1 maart 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij de Gemeente, in de functie van consulent A. In verband met een herwaardering van de functies, is werknemer verzocht een omschrijving van zijn werkzaamheden te verstrekken. Met terugwerkende kracht is werknemer per 1 januari 2018 geplaatst in het generieke functieprofiel Beleidsmedewerker B. Werknemer heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De Gemeente heeft een externe waarderingsdeskundige ingeschakeld die heeft geconstateerd dat er onvoldoende redenen waren om tot een hogere schaal te komen. Nadat werknemer is gehoord door de Bezwarencommissie Personele Aangelegenheden, die de bezwaren van werknemer gegrond heeft geacht, heeft de Gemeente op 11 juli 2019 bij beslissing op bezwaar het bezwaar van werknemer ongegrond verklaard en het besluit gehandhaafd. Op 13 augustus 2019 heeft werknemer zich ziek gemeld. Daarnaast is werknemer tegen de beslissing op bezwaar in beroep gegaan. Na het afronden van een mediationtraject is aan werknemer op zijn verzoek per 1 maart 2020 eervol ontslag verleend. Op 2 november 2020 heeft de bestuursrechter geoordeeld dat de inpassing van de functie van werknemer in de functie van Beleidsmedewerker B onhoudbaar is en dat het besluit moet worden vernietigd. De Gemeente heeft aangegeven uitvoering te geven aan de uitspraak ten aanzien van het functiewaarderingssysteem. Vervolgens heeft de Gemeente meegedeeld dat de functie van werknemer werd omgezet naar Medewerker Beleidsuitvoering I met salarisschaal 10. Naar aanleiding van deze beslissing heeft werknemer een verzoek om advies ingediend bij de Regionale Geschillencommissie, die heeft geadviseerd dat de functiegroep ‘advies’ niet passend is voor de functie van werknemer, omdat de functie van werknemer vooral gericht is op de advisering over beleidsuitvoerende vraagstukken en niet op structurele en substantiële beleidsadvisering en -ontwikkeling. De Gemeente heeft dit advies overgenomen, en heeft de indeling van de functie van werknemer in het normprofiel Medewerker Beleidsvoering I in stand gelaten. Werknemer vordert dat de kantonrechter de Gemeente gebiedt om alsnog zorg te dragen voor een correcte inpassing van de door werknemer verrichte werkzaamheden.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De werkgever heeft een zekere beoordelingsvrijheid bij de functie-indeling. De kantonrechter moet daarom slechts beoordelen of de werkgever binnen deze grenzen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De Gemeente heeft haar beslissing tot inpassing van de functie gebaseerd op de werkzaamheden die werknemer verrichtte in 2018. De Gemeente heeft deze werkzaamheden echter – anders dan werknemer voorstaat – niet aangemerkt als werkzaamheden die in de functiegroep Ontwikkeling thuishoren, omdat de taken en werkzaamheden van werknemer niet het initiëren en/of ontwikkelen van extern gericht beleid omvatten. Verder heeft de Gemeente aangevoerd dat de concrete taken en werkzaamheden moeten worden geobjectiveerd, in die zin dat de taken en werkzaamheden van werknemer structureel, substantieel en opgedragen moet zijn. Dat brengt mee dat ook als een deel van de taken en werkzaamheden van werknemer bestond uit het initiëren, ontwikkelen, uitvoeren en actualiseren van integrale en strategische beleidskaders, dit nog niet met zich meebrengt dat de Gemeente zijn functie had moeten inpassen in een hogere functiegroep. Van belang is dat werknemer zelf heeft geschreven dat het hoofddoel van zijn functie inhoudt het financieel in control brengen en houden van de Gemeente. De door werknemer gegeven beschrijving van de werkzaamheden die daarbij horen, zijn naar het oordeel van de kantonrechter met name gericht op uitvoering van wet- en regelgeving en het maken van intern beleid. Verder is nog van belang dat de adviezen en uitspraken van verschillende instanties die in het geschil tussen werknemer en de Gemeente zijn gegeven en gedaan, het standpunt van de Gemeente onderschrijven. De vorderingen van werknemer worden afgewezen. Werknemer wordt in de proceskosten veroordeeld.