Rechtspraak
Feiten
X is vanaf 1985 golfpro (golfleraar) en sinds 1 januari 1997 vennoot van de vennootschap onder firma bedrijf X. Maatschap Y richt zich op het geven van golflessen en de exploitatie van een drivingrange. In de periode van 23 juni 2016 tot 1 maart 2023 was X maat van de maatschap Y. Op 7 juli 2023 hebben X en maatschap Y een overeenkomst gesloten over het verrichten van werkzaamheden. Maatschap Y heeft op 28 augustus 2024 schriftelijk de overeenkomst met X opgezegd per 1 februari 2025. X verzoekt de kantonrechter tot toewijzing van onder meer een billijke vergoeding, transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Partijen zijn verdeeld over de vraag of hun rechtsverhouding per 1 januari 2023 kwalificeert als een overeenkomst van opdracht, dan wel als een arbeidsovereenkomst
Oordeel
Gelet op alle omstandigheden van dit geval, ook in onderling verband bezien, komt de kantonrechter tot de slotsom dat de tussen partijen gesloten overeenkomst niet kan worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst. Nu geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen, komen de verzoeken van X niet voor toewijzing in aanmerking. Partijen hebben zich naar het oordeel van de kantonrechter bij de inrichting van de overeenkomst (de overeengekomen rechten en plichten) en de wijze waarop zij aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven, meer als opdrachtgever en opdrachtnemer gedragen, dan als werkgever en werknemer. De kantonrechter komt tot dit oordeel op basis van de door de Hoge Raad geformuleerde gezichtspunten (Deliveroo). Zo had X volledige vrijheid in de uitvoering en planning van zijn golflessen, zonder instructies of functioneringsgesprekken, en regelde hij zijn werktijden en verlof zelfstandig. Hoewel het werk van verzoeker deels is ingebed in de organisatie, zoals het dragen van kleding met logo en gebruik van gezamenlijke middelen, zijn er onvoldoende aanwijzingen dat sprake is van ondergeschiktheid of integratie passend bij een arbeidsovereenkomst. Verzoeker had geen verplichting het werk persoonlijk uit te voeren. De contractuele afspraken zijn tot stand gekomen via onderhandelingen, waarbij de vennootschap van X (bedrijf X) partij is bij de gesloten overeenkomst. Aangezien arbeid alleen verricht kan worden door een natuurlijk persoon, zou bedrijf X niet aan deze verplichting kunnen voldoen. De beloning werd per les afgesproken, verzoeker factureerde zelf en droeg eigen lasten, wat duidt op zelfstandigheid. De hoogte van de beloning is niet onverenigbaar met zelfstandig ondernemerschap. Verzoeker liep commercieel risico en droeg kosten zoals ‘matgeld’. Ten aanzien van het zich gedragen als ondernemer in het economisch verkeer is van belang dat vaststaat dat X sinds 1 januari 1997 bij de Kamer van Koophandel is ingeschreven als zelfstandig ondernemer en vennoot is van bedrijf X, met als activiteit het verzorgen van lessen in de golfsport. Daarnaast heeft X tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat hij twee keer per jaar een golfreis organiseert en een golfwinkel gehad heeft. Verder factureert X zijn beloning wekelijks, vermeerderd met 9% btw. Ook is niet betwist dat hij zich op LinkedIn presenteert als ondernemer.