Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 11 juni 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:3739
Werknemer heeft geen recht op premievrije voortzetting pensioendeelneming wegens arbeidsongeschiktheid.

Feiten

Werknemer is op 1 september 2008 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar bij werkgeefster in dienst getreden en is vanaf dat moment deelnemer in de pensioenregeling geworden. De pensioenregeling wordt door een stichting uitgevoerd. Werknemer is op 28 augustus 2009 ziek gemeld. De arbeidsovereenkomst is op 31 augustus 2009 geëindigd als gevolg van het verstrijken van de looptijd ervan. Met ingang van 25 augustus 2011 is aan werknemer een IVA-uitkering toegekend. Werknemer heeft de stichting herhaaldelijk verzocht om premievrije pensioenvoortzetting wegens arbeidsongeschiktheid. De stichting heeft hier geen gevolg aan gegeven. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat hij vanaf 1 september 2009 tot aan de ingangsdatum van zijn pensioen recht heeft op pensioendeelneming zonder premiebetaling.

Oordeel

In het van toepassing zijnde Pensioenreglement staat dat indien de deelnemer arbeidsongeschikt is, hij met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.1., aanspraken behoudt op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen en op de beschikbare premies die hij bij de voortzetting van het deelnemerschap tot de pensioendatum of tot eerder overlijden zou hebben verkregen. De stichting stelt dat aan de voorwaarden van het Pensioenreglement niet is voldaan. Per 1 september 2009 is werknemer gewezen deelnemer omdat de arbeidsovereenkomst wegens het verstrijken van de looptijd ervan is geëindigd. Dat werknemer toen net een paar dagen ziek was, is volgens de stichting niet relevant. Ook was werknemer op dat moment niet arbeidsongeschikt in de zin van het Pensioenreglement. De kantonrechter oordeelt dat voor de uitleg van een bepaling in een pensioenreglement geldt dat in beginsel de bewoordingen gelezen in het licht van de gehele tekst van dat pensioenreglement van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen die de regels tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de regels zijn gesteld. Dit brengt met zich dat niet sec moet worden gekeken naar de tekst van artikel 5.5.1. van het Pensioenreglement maar dat dat artikel moet worden gelezen in het licht van de gehele tekst van het pensioenreglement. Vast staat dat het dienstverband van werknemer op 31 augustus 2009 is geëindigd als gevolg van het verstrijken van de looptijd ervan en niet als gevolg van arbeidsongeschiktheid dan wel andere arbeidsvoorwaardelijke regelingen die zijn getroffen met werkgeefster. Gelet hierop is de conclusie dat het deelnemerschap van werknemer aan de stichting op 31 augustus 2009 is beëindigd en dat hij sindsdien gewezen deelnemer is in de zin van het Pensioenreglement. Artikel 5.5.1. van het Pensioenreglement ziet op de deelnemer en niet op de gewezen deelnemer. Naar het oordeel van de kantonrechter is hier ook geen sprake van een niet toegestaan onderscheid in arbeidsvoorwaarden tussen werknemers in vaste dienst en werknemers met een tijdelijk contract. Verder acht de kantonrechter de handelwijze van de stichting niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Ook een beroep van werknemer op een convenant slaagt niet omdat niet valt in te zien waarom het convenant, dat geen terugwerkende kracht heeft en dat bijna 3,5 jaar nadat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd, is ondertekend, van toepassing zou zijn op werknemer.