Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Bakkerij Schuld B.V.
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 1 april 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:4506
Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zwangere werkneemster niet verlengd. Werkgeefster is geslaagd in bewijs dat zij daarbij geen verboden onderscheid wegens zwangerschap heeft gemaakt.

Feiten

Werkneemster is op 1 juni 2022 bij Bakkerij Schuld B.V. in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden. Per 1 december 2022 is de overeenkomst voor de duur van twaalf maanden verlengd. In oktober 2023 heeft werkneemster haar leidinggevende meegedeeld dat zij zwanger was. Per 1 december 2023 is de arbeidsovereenkomst van werkneemster verlengd tot 31 mei 2024. Dit is vastgelegd in een aanvulling op de arbeidsovereenkomst, die door werkneemster is getekend op 17 november 2023 en door Bakkerij Schuld op 20 november 2023. Op 21 november 2023 heeft werkneemster zich ziek gemeld. Bakkerij Schuld heeft de op 31 mei 2024 aflopende arbeidsovereenkomst niet verlengd. Werkneemster stelt zich thans op het standpunt dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst van werkneemster verboden onderscheid oplevert wegens zwangerschap op grond van artikel 7:646 lid 1 BW. Bij tussenbeschikking heeft de kantonrechter werkneemster in de gelegenheid gesteld zich bij akte nader uit te laten over een geluidsopname van een gesprek waar onder andere de HR-medewerker van Bakkerij Schuld aanwezig was en waaruit zou blijken dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst verband houdt met de zwangerschap van werkneemster. Bakkerij Schuld heeft hierop kunnen reageren.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster heeft voldoende feiten aangevoerd die het verboden onderscheid vanwege zwangerschap kunnen doen vermoeden. De combinatie van het gesprek met de directeur op 16 november 2023 naar aanleiding van de zwangerschap, een daar blijkende irritatie van Bakkerij Schuld die met die zwangerschap in verband te brengen is en het feit dat er bij die gelegenheid ook gesproken is over verlenging van de arbeidsovereenkomst, terwijl vervolgens op de eerst mogelijke datum na dit gesprek – en tijdens de zwangerschap – van verlenging is afgezien, is voldoende voor dat vermoeden. Het is vervolgens aan Bakkerij Schuld om te bewijzen dat zij geen verboden onderscheid heeft gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is Bakkerij Schuld daarin geslaagd. In de kern komt het betoog van Bakkerij Schuld erop neer dat de hoofdreden voor het niet-verlengen van de arbeidsovereenkomst is gelegen in het feit dat een verlenging een vierde schakel in de keten zou zijn, waardoor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou ontstaan. Bakkerij Schuld wilde dat voorkomen. Daarbij speelde volgens haar een andere factor (mede) een rol, namelijk dat – kort gezegd – Bakkerij Schuld een organisatorische verandering doormaakt waarbij de logistieke afdeling, de afdeling waar werkneemster werkte, wordt afgeschaald omdat deze verlieslatend is. De kantonrechter acht dit betoog in het licht van hetgeen ook overigens uit het dossier blijkt voldoende overtuigend. Daar komt bij dat Bakkerij Schuld onbetwist heeft aangevoerd dat rond dezelfde tijd als hier in geding en om dezelfde reden (het niet willen laten ontstaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd) ook de arbeidsovereenkomsten van twee anderen niet zijn verlengd. Een dergelijke afweging is niet onbegrijpelijk en staat los van zwangerschap. Bakkerij Schuld is er dan ook in geslaagd te bewijzen dat zij geen verboden onderscheid heeft gemaakt. Werkneemster heeft geen recht op een billijke vergoeding. Afwijzing van de verzoeken van werkneemster volgt.