Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 23 mei 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:5559
Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever op de g-grond, nadat de kantonrechter in het door de werknemer ingediende ontbindingsverzoek oordeelt dat de werkgever niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.

Feiten

Werknemer is sinds 1 oktober 1989 in dienst bij de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (hierna: KLM). Op 27 november 2023 heeft KLM een ontbindingsverzoek ingediend op basis van de d-grond, de e-grond en de i-grond. Nadat het ontbindingsverzoek bij beschikking van 11 maart 2024 door de kantonrechter werd afgewezen, heeft KLM aan werknemer eind mei 2024 een project toegewezen. De resultaten van dit project heeft werknemer gepresenteerd aan het Management Team. De reacties daarop waren positief. Werknemer heeft op 27 maart 2025 een ontbindingsverzoek gedaan, onder meer met het verzoek tot toewijzing van een billijke vergoeding en de transitievergoeding. 

Oordeel

Ontbindingsverzoek werknemer

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het gaat in deze zaak bovenal om de vraag of sprake is van zodanig ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van KLM jegens werknemer dat het ontbindingsverzoek van werknemer moet worden toegewezen en dat toewijzing van een billijke vergoeding gerechtvaardigd is. De ernstige verwijtbaarheid, waarvan werknemer claimt dat deze zich heeft voorgedaan, bestaat uit drie verschillende onderdelen. (I) Het eerste verwijt is door werknemer vervat in een loonvordering. Werknemer verwijt KLM dat hij al jaren te weinig loon krijgt uitbetaald. Hij vordert betaling van loon op basis van de stelling dat zijn tewerkstellingsvergunning per 1 januari 2019 van rechtswege is gewijzigd van 90% naar 100% vanwege een verzoek op grond van de Wet flexibel werken. Na de afwijzing van het verzoek in januari 2019 heeft werknemer nooit geklaagd dat KLM zijn tewerkstellingspercentage niet had aangepast. Werknemer voldoet daarmee niet aan de klachtplicht ex artikel 6:89 BW. Dit heeft tot gevolg dat de kantonrechter vaststelt dat op dit punt geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door KLM. (II) Het tweede verwijt van werknemer is dat KLM de cao sinds 11 maart 2024 niet op de juiste wijze heeft gevolgd en toegepast. De kantonrechter oordeelt dat door KLM richting werknemer niet ten onrechte van de cao is afgeweken en dat KLM op dit punt evenmin ernstig verwijtbaar heeft gehandeld jegens werknemer. (III) Het derde verwijt van werknemer jegens de KLM is dat het aan hem toegewezen project, na afwijzing van de door KLM verzochte ontbinding, geen passende werkzaamheid is. Werknemer voelde, naar eigen zeggen, direct na aanvang van het project grote onvrede en is dit sindsdien blijven ervaren. Ter zitting is door hem bevestigd dat door de gang van zaken van het afgelopen jaar, bij werknemer geen vertrouwen meer bestaat in een verbetering van de verstandhouding. Werknemer heeft een lang arbeidsverleden bij KLM en zijn behoefte zich voor zijn werkgever nuttig te willen maken, valt te prijzen. Maar een project dat blijkbaar niet bevalt en waarover de werknemer geen signalen geeft in de richting van zijn werkgever, is niet genoeg om tot de kwalificatie 'ernstig verwijtbaar handelen' van de werkgever te komen. Dit betekent dat het verzoek van werknemer om toewijzing van een billijke vergoeding wordt afgewezen. 

Ontbindingsverzoek werkgever 

Nu de billijke vergoeding is afgewezen, en werknemer zijn ontbindingsverzoek in dat geval zal willen intrekken, zal de kantonrechter oordelen inzake het tegenverzoek van KLM. Ontbinding op de g-grond ligt naar het oordeel van de kantonrechter in de rede, aangezien de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam is verstoord en ook niet meer op korte termijn is te herstellen, althans niet voor de datum waarop werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd zal bereiken.