Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 21 mei 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:2452
Verrekening bij eindafrekening conform bepaling in de vso in verband met verdwenen gereedschappen niet toegestaan, nu beleid voor werknemer (beheerder) onduidelijk was, het beheer is overgezet bij zijn vrijstelling van werk en gereedschappen niet langer op zijn naam stonden.

Feiten

Op 1 augustus 1987 is werknemer in dienst getreden bij werkgeefster. Werknemer stond als beheerder van gereedschappen geregistreerd in het materiaalbeheersysteem. Op 11 juli 2024 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst (vso) gesloten. Sindsdien is werknemer vrijgesteld van werk. Op die dag heeft werknemer – op verzoek en met goedkeuring van zijn leidinggevende – zijn bedrijfsauto met gereedschappen geruild met een collega die een bedrijfsauto had zonder gereedschappen. Op 1 september 2024 is werknemer uit dienst getreden. Artikel 10 van de vso bepaalt onder meer dat indien zaken niet (volledig en/of in goede staat) worden ingeleverd, de kosten voor herstel, vervanging en/of schoonmaak met de eindafrekening worden verrekend. Werknemer heeft bij het einde van zijn dienstverband de bus van zijn collega (zonder gereedschappen) ingeleverd. Op 25 september 2024 berichtte werkgeefster werknemer dat een bedrag van € 3.637,50 wordt verrekend met de netto eindafrekening, omdat werknemer niet alle gereedschappen zou hebben ingeleverd. Zij stelt zich op het standpunt dat werknemer als beheerder verantwoordelijk was voor de gereedschappen onder zijn beheer. Ook verwijst zij naar de arbeidsovereenkomst en stelt zij dat werknemer zich bij ondertekening heeft gecommitteerd aan het beleid ten aanzien van de omgang met bedrijfsmiddelen. Werknemer vordert onder meer (terug)betaling van dit bedrag van werkgeefster.

Oordeel

De kantonrechter volgt het standpunt van werkgeefster niet. Werkgeefster heeft niet concreet gemaakt waaruit blijkt dat werknemer op de hoogte was van zijn verantwoordelijkheden met betrekking tot de gereedschappen en wat de consequenties zouden zijn als er gereedschappen onder zijn beheer zouden ontbreken. Ook is niet gebleken op grond waarvan werknemer had moeten weten dat eventueel ontbrekende gereedschappen bij hem in rekening zouden worden gebracht. De verwijzing naar de arbeidsovereenkomst en het beleid ten aanzien van de omgang met bedrijfsmiddelen toont niet aan wat dit beleid inhoudt en hoe eiser daarmee bekend is geraakt. Bovendien stonden de gereedschappen bij uitdiensttreding niet langer op naam van werknemer. Dat het beheer van alle gereedschappen op 11 juli 2024 is overgezet naar de collega met wie werknemer zijn bedrijfsauto had geruild, valt te begrijpen aangezien werknemer sindsdien geen werkzaamheden meer heeft verricht. Dat werkgeefster daar geen weet van had en kennelijk geen controle op de overzetting heeft uitgevoerd is niet de bedoeling, maar werknemer heeft ervan uit mogen gaan dat – toen hij niet meer werkte – het beheer bij iemand anders kwam te liggen. Die verantwoordelijkheid ligt ook bij de werkgever. Werkgeefster heeft dus niet tot verrekening mogen overgaan. De door werknemer gevorderde betaling van € 3.637,50 wordt daarom toegewezen.