Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Gemeente Rotterdam
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 27 mei 2025
ECLI:NL:GHDHA:2025:935
Gemeenteambtenaar handelt ernstig verwijtbaar door tijdens ziekteperiode omvangrijke werkzaamheden te verrichten voor andere (gemeentelijke) organisaties. Arbeidsovereenkomst terecht ontbonden (e-grond), zonder toekenning transitievergoeding en billijke vergoeding.

Feiten 

Werkneemster werkt sinds 1 januari 2011 bij de Gemeente Rotterdam als vraagwijzerconsulent voor 28 uur per week. In november 2017 kreeg zij toestemming om circa 27 uur per week vanuit haar eenmanszaak als indicatiesteller te werken. Vanaf 3 januari 2020 verrichtte werkneemster ook nevenwerkzaamheden als bewindvoerder en werd zij bestuurder (voorzitter) van een bedrijf. In oktober 2022 introduceerde de Gemeente een nieuw afwegingskader voor nevenwerkzaamheden, wat in 2023 leidde tot gesprekken waarin werkneemster werd gevraagd opnieuw toestemming te vragen voor haar werk als bewindvoerder. Werkneemster gaf daarop aan dat haar werkzaamheden in de afrondende fase waren. De Gemeente vroeg om bewijs van haar ontslag als bewindvoerder, wat ze niet leverde. Dit leidde tot een integriteitsmelding en een integriteitsonderzoek. Tijdens het onderzoek werden op werkneemsters werklaptop documenten gevonden die te maken hadden met haar werkzaamheden als zzp’er, waaronder facturen uit periodes waarin ze als ziek stond geregistreerd bij de Gemeente. Zij verklaarde, na vragen hierover van de Gemeente, deze werkzaamheden te hebben uitbesteed. In januari 2024 meldde werkneemster zich ziek en zij werd op 11 januari 2024 op non-actief gesteld met behoud van salaris. In eerste aanleg is de arbeidsovereenkomst op verzoek van de Gemeente ontbonden vanwege verwijtbaar handelen van werkneemster. De door werkneemster verzochte transitievergoeding en billijke vergoeding zijn afgewezen. Werkneemster is in hoger beroep gekomen.

Oordeel

Het hof oordeelt als volgt. Het hof is het met de oordelen van de kantonrechter eens en maakt deze en de gronden waarop deze berusten tot de zijne. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Gemeente voldoende aanleiding had om een integriteitsmelding te doen en vervolgens ook het integriteitsonderzoek te laten uitvoeren (r.o. 4.3). Uit het onderzoek blijkt dat werkneemster op momenten waarop zij zich voor haar werk bij de Gemeente ziek had gemeld, werkzaamheden voor andere organisaties (gemeenten) heeft verricht (r.o. 4.4). De kantonrechter is vervolgens ingegaan op wat concreet ter zake is gebleken (r.o. 4.6 tot en met 4.8). Het gaat om omvangrijke werkzaamheden (r.o. 4.9). Dit alleen al was voor de kantonrechter reden om de arbeidsovereenkomst op de e-grond te ontbinden. Deze e-grond wordt volgens de kantonrechter nog versterkt omdat uit het onderzoek verder blijkt dat werkneemster ook in andere periodes meer werkzaamheden voor derden heeft verricht dan de uren waarvoor zij toestemming had van de Gemeente en dat zij er niet in is geslaagd om aan te tonen dat zij (het relevante deel van) deze uren aan anderen heeft uitbesteed (r.o. 4.9). Er is sprake van ernstig verwijtbaar handelen van werkneemster, waardoor herplaatsing niet in de rede ligt en zij geen recht heeft op een transitievergoeding. Werkneemster heeft naar het oordeel van het hof evenmin recht op een billijke vergoeding. Werkneemster stelt dat de Gemeente haar pijlen op haar gericht had en aanstuurde op beëindiging van het dienstverband. Werkneemster ervoer een onveilige werksituatie/-sfeer, waardoor volgens haar een verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan. Het hof gaat hier niet in mee, nu er geen causaal verband bestaat tussen de door werkneemster genoemde kwesties en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Immers, deze kwesties hebben niet tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst geleid; de ontbinding is het gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen van werkneemster. Verder verwerpt het hof de stellingen van werkneemster over de handelwijze van de Gemeente. De door werkneemster genoemde voorbeelden bevestigen niet de vergaande kwalificaties (onveilige werksfeer, pestgedrag en heksenjacht) die werkneemster daaraan verbindt. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter.