Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 1 mei 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:2950
Feiten
Werknemer is sinds 4 januari 2021 in dienst bij Bro Porte als assistent-bedrijfsleider. Sinds 3 juli 2023 is hij arbeidsongeschikt. In het eerste jaar ontvangt hij 100% loon, in het tweede jaar 70%. Op 3 november 2023 bezocht werknemer de bedrijfsarts. Afgesproken werd dat hij drie uur per dag in aangepast werk kon re-integreren. Kort daarna werd werknemer erover geïnformeerd dat Bro Porte het contract met de arbodienst per direct beëindigde. Sindsdien heeft werknemer geen begeleiding meer gehad en kon hij niet re-integreren. Op 16 april 2024 heeft het UWV, op verzoek van werknemer, geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van Bro Porte onvoldoende zijn. Op 16 januari 2025 werd werknemer door Bro Porte uitgenodigd voor een gesprek, maar hij gaf aan hier niet toe in staat te zijn en verzocht om contact met een bedrijfsarts. Hij verscheen niet op het gesprek, waarop Bro Porte de loonbetaling staakte.
Werknemer vordert betaling van het achterstallig loon over januari en februari 2025, het loon vanaf maart 2025, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente, betaling van vakantiegeld over juni 2023 tot en met mei 2024, en aanmelding bij een arbodienst binnen vijf dagen na het vonnis op straffe van een dwangsom. Tevens vordert hij proceskosten.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het weigeren van een gesprek is geen geldige reden voor looninhouding. Ook als het gesprek bedoeld was om passende arbeid of inlichtingen over het recht op loon te verkrijgen, vormt dit geen geldige opschortingsgrond. Na 3 november 2023 heeft Bro Porte geen nieuwe arbodienst ingeschakeld of verdere re-integratie-inspanningen verricht, ondanks verzoeken van werknemer en het negatieve deskundigenoordeel van het UWV. Van werkgever mocht worden verwacht dat hij opnieuw een bedrijfsarts zou inschakelen. Het afdwingen van een gesprek zonder arbodienstbegeleiding kan dan ook niet als redelijk voorschrift worden gezien. Daarom is het stopzetten van het loon onterecht, en wordt de loonvordering toegewezen. De primaire vordering (100% loon) wordt afgewezen, aangezien werknemer zich in het tweede ziektejaar bevindt en wettelijk slechts aanspraak maakt op 70%. De subsidiaire vordering wordt toegewezen. Bro Porte heeft de loonberekening en het aantal gewerkte uren niet betwist. De wettelijke verhoging van 50% is niet weersproken, en er is geen beroep gedaan op matiging, dus deze wordt toegewezen. Tot slot wordt de vordering tot aanmelding bij een arbodienst eveneens toegewezen. Bro Porte blijft gehouden tot naleving van de re-integratieverplichtingen.