Naar boven ↑

Rechtspraak

De Staat der Nederlanden/werknemer
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 april 2024
ECLI:NL:RBAMS:2024:8624
Ontbindingsverzoek vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid toegewezen. De staat heeft voldoende re-integratie-inspanningen verricht. Werknemer kan zich met een algemeen beroep op zijn culturele identiteit niet aan zijn re-integratieverplichtingen onttrekken.

Feiten

Werknemer is op 1 juni 20113 in dienst getreden bij de Staat der Nederlanden (hierna: de staat), bij de Belastingdienst als senior adviseur bedrijfsvoering. In 2019 is een conflict ontstaan tussen werknemer en zijn toenmalig leidinggevende. Naar aanleiding van dit conflict is werknemer ziek uitgevallen. Partijen hebben meerdere pogingen gedaan om het conflict op te lossen. Op advies van de bedrijfsarts is een mediation gestart die zonder resultaat is afgesloten. In het kader van het opstellen van een functionelemogelijkhedenlijst is een verschil van inzicht ontstaan tussen partijen over de vraag of en op welke wijze de wet- en regelgeving op het gebied van de culturele identiteit van inheemse volkeren moet worden toegepast op de re-integratie van werknemer. Per 28 oktober 2021 is aan werknemer een WIA-uitkering toegekend. Werknemer heeft het vertrouwen in zijn eerste bedrijfsarts opgezegd. De tweede bedrijfsarts heeft aangegeven dat werknemer medisch gezien weinig beperkingen heeft, maar dat er een harde beperking is op het gebied van werken binnen de eigen organisatie. De staat heeft aan werknemer voorgesteld om een re-integratietraject te volgen met begeleiding van het Transferium, een onderdeel van Organisatie & Personeel Rijk. Het Transferium heeft aangegeven werknemer niet te kunnen helpen omdat hij niet bereid was vrijwillig mee te werken aan de re-integratie. In juni 2023 heeft werknemer de directeur een brief gestuurd van 29 bladzijden met daarin klachten over medewerkers van de Belastingdienst, tegen de bedrijfsarts en tegen het Transferium. De directeur heeft werknemer gewezen op zijn re-integratieverplichtingen. Omdat re-integratie binnen het Ministerie van Financiën onmogelijk leek, heeft de directeur werknemer opgedragen mee te werken aan een herplaatsingsonderzoek. Werknemer is daarom opgeroepen voor een consult bij de bedrijfsarts. De staat heeft vervolgens het loon opgeschort. Werknemer heeft ook niet meegewerkt aan het herplaatsingsonderzoek dat zonder succes is afgesloten. Werknemer is opnieuw niet op consult bij de bedrijfsarts verschenen. De staat heeft vervolgens een loonstop opgelegd. Vervolgens heeft de staat een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV. Het UWV heeft zijn toestemming geweigerd omdat de staat niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van langdurige arbeidsongeschiktheid. Uit de ingediende stukken volgt niet dat sprake is van langdurige arbeidsongeschiktheid. Ook volgt uit de weigering van werknemer om iets met de herplaatsingsvacatures te doen niet dat er geen herplaatsingsmogelijkheden meer zijn. De staat heeft de arbodienst vervolgens benaderd voor een actueel advies over de situatie. De arbodienst heeft dit geweigerd en heeft aangegeven weinig nut te zien in een extra onderzoek, aangezien werknemer niet wilde meewerken aan onderzoeken en re-integratieverplichtingen. De staat verzoekt in de onderhavige zaak ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Werknemer voert aan dat de staat ten onrechte niet erkent dat de wet- en regelgeving van indigenous peoples van toepassing is op de arbeidsrelatie. Werknemer voert aan na mediation onder bepaalde voorwaarden te willen re-integreren, omdat hij verwacht dat de staat zich na deze procedure meer bewust zal zijn van de wet- en regelgeving rondom de culturele integriteit van inheemse volken.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Aan de voorwaarde voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege landurige arbeidsongeschiktheid is voldaan. Werknemer is arbeidsongeschikt: partijen erkennen dit en het volgt uit de WIA-beslissing. Gelet op het conflict dat tussen partijen speelt en dat sinds 2019 niet is opgelost, ligt het niet in de lijn der verwachtingen dat werknemer voldoende zal herstellen binnen 26 weken. De staat heeft zich voldoende ingespannen om werknemer te herplaatsen. De staat heeft zich in het re-integratietraject voldoende ingespannen. Niet is gebleken dat de staat eisen aan werknemer heeft gesteld die gelet op zijn culturele achtergrond niet gesteld hadden mogen worden. Werknemer kan zich met een algemeen beroep op zijn culturele identiteit niet aan zijn re-integratieverplichtingen onttrekken. Werknemer heeft niet concreet gemaakt welke verwachtingen hij concreet van de staat had gelet op zijn culturele identiteit. De proceskosten worden gecompenseerd.