Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Amersfoort), 15 april 2020
ECLI:NL:RBMNE:2020:2496
Werkgever wordt veroordeeld tot uitbetaling eindafrekening aan op staande voet ontslagen werknemer.

Feiten

Werknemer was in dienst bij werkgeefster. Werknemer is op 26 augustus 2019 ontslagen. Gelijktijdig met werknemer is ook een collega op staande voet ontslagen. De procedure voor de collega is tegelijk met deze procedure behandeld en beslist (zie AR 2020-0846). Werknemer heeft incidenteel verzocht om doorbetaling van loon vanaf augustus 2019 en het verstrekken van loonspecificaties vanaf die datum. In de hoofdzaak heeft werknemer verzocht het ontslag te vernietigen. Werkgeefster heeft als tegeneis schadevergoeding van werknemer gevorderd. In de tussenbeschikking is al overwogen dat het ontslag van werknemer terecht was en dat hij € 3.893,60 aan schadevergoeding aan werkgeefster moet betalen. Bij de tussenbeschikking is verder bepaald dat werkgeefster zich nog mag uitlaten over het door werknemer gevorderde loon. Gezien de overwegingen in de tussenbeschikking gaat dat over de eindafrekening per 26 augustus 2019, dus resterende vakantiedagen, nog niet uitbetaalde overuren en onkosten.

Oordeel

De kantonrechter blijft bij al hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis en bouwt daarop voort. Dat houdt in dat de betwisting van werknemer van de schadevergoeding niet zal worden beoordeeld. Dat station is gepasseerd. Het incidentele verzoek tot doorbetaling van loon na augustus 2019 wordt afgewezen, evenals het verzoek tot vernietiging van het ontslag. Omdat werknemer de eindafrekening heeft geaccepteerd (althans, zijn betwisting daarvan voor de schadevergoeding slaagt niet), is die komen vast te staan. Wel moet daar nog een onkostenvergoeding van € 83,99 bij worden opgeteld. In totaal houdt de eindafrekening een betaling in van € 1.217,76 netto aan werknemer.