Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 12 mei 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:2192
Ontslag op staande voet terecht gegeven, nadat arbeidsongeschikte rijinstructeur privérijles geeft aan een cliënte van werkgeefster en zich onder dubieuze omstandigheden inlaat met de verkoop van haar auto. Het studiekostenbeding in verband met bijscholing van werknemer als rijinstructeur is nietig, omdat het verplichte scholing betreft.

Feiten

Werknemer is op 12 april 2024 in dienst getreden bij werkgeefster als rijinstructeur. Op 14 augustus 2024 heeft werknemer zich ziekgemeld. Op 23 december 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen werknemer en de bestuurder en operationeel directeur van werkgeefster. Na dit gesprek is werknemer op staande voet ontslagen. Uit de ontslagbrief volgt dat dat het ontslag is gegeven vanwege het door werknemer buiten medeweten van werkgeefster om, al dan niet tegen betaling, geven van autorijlessen, tijdens de arbeidsongeschiktheid van werknemer. Ook heeft werkgeefster laten meewegen dat werknemer tijdens de re-integratie langere tijd onbereikbaar is geweest en werknemer op 20 augustus 2024 les heeft gegeven in een lesauto van werkgeefster, terwijl werkgeefster de lesauto kort daarna bij werknemer heeft opgehalald omdat werknemer aangaf niet te kunnen rijden vanwege zijn ziekte. Daarnaast heeft werknemer tijdens zijn arbeidsongeschiktheid een verkooptransactie van een privéauto van een cliënte van werkgeefster gefaciliteerd. Werkgeefster heeft in de daaropvolgende correspondentie aangegeven aanspraak te willen maken op terugbetaling van studiekosten die voortvloeien uit de studieovereenkomst die partijen voor indiensttreding hebben gesloten. Werknemer berust in de opzegging van zijn dienstverband, maar verzoekt een verklaring voor recht dat het overeengekomen studiekostenbeding nietig is en een veroordeling van werkgeefster tot betaling van een billijke vergoeding van € 10.000, de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. In het tegenverzoek verzoekt werkgeefster een veroordeling van werknemer tot terugbetaling van de gemaakte studiekosten van € 849.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voldoende is vast komen te staan dat werknemer privé drie rijlessen aan een cliënte van werkgeefster heeft gegeven, deels terwijl hij arbeidsongeschikt was. Hiermee is werkgeefster benadeeld, uit deze lessen zijn immers geen inkomsten genoten. Dit levert ernstig verwijtbaar handelen op. De kantonrechter deelt het standpunt van werkgeefster dat werknemer zich nooit had mogen inlaten met de verkoop van de auto van de echtgenoot van de cliënte die hij rijlessen heeft gegeven. De echtgenoot heeft dementieklachten. De cliënte is ontevreden met de verkoop en stelt dat er misbruik is gemaakt. Hiermee heeft werknemer de reputatie van werkgeefster op het spel gezet. Er is sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet. De verzoeken van werknemer ten aanzien van het ontslag op staande voet worden afgewezen. Werknemer wordt in de proceskosten veroordeeld.  Ten aanzien van het studiekostenbeding is de kantonrechter van oordeel dat de WRM-bijscholing noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van werknemer als rijinstructeur in de zin van artikel 7:611a lid 1 BW. Op grond van de WRM dient werknemer over een geldig WRM-certificaat te beschikken om rijles te mogen geven. Ook heeft werkgeefster werknemer in de studieovereenkomst de verplichting opgelegd de opleiding voor 18 juni 2024 succesvol af te ronden, anders zou de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. De omstandigheid dat de WRM-bijscholing verplichte scholing voor het behouden van een beroepskwalificatie betreft, levert geen uitzonderingsgrond op, werkgeefster is op grond van artikel 7:611a lid 1 BW immers verplicht de opleiding aan te bieden. Het verzoek van werkgeefster om werknemer te veroordelen tot terugbetaling van de gemaakte studiekosten wordt afgewezen. De proceskosten in het tegenverzoek komen voor rekening van werkgeefster. Omdat niet is gebleken dat werknemer voor het tegenverzoek extra kosten heeft moeten maken, worden zijn proceskosten op nihil begroot.