Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Pensioenfonds Smit (in liquidatie)/Smit Nederland B.V. c.s.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 31 mei 2016
ECLI:NL:GHDHA:2016:1422

Stichting Pensioenfonds Smit (in liquidatie)/Smit Nederland B.V. c.s.

Ongerechtvaardigde verrijking pensioenfonds. Restant ter hoogte van € 2.621.714,21 dient volledig uitbetaald te worden, inclusief wettelijke rente, zij het dat de wettelijke rente op een later moment ingaat.

Smit Nederland B.V. (hierna: Smit) heeft voor haar werknemers de Kanis-regeling getroffen ter compensatie van gemis aan (toekomstige) opbouw van ouderdoms- en partnerpensioen. Smit is met Stichting Pensioenfonds Smit (hierna: SPS) overeengekomen dat SPS de Kanis-regeling zou uitvoeren, waarvoor Smit een bedrag van € 4,3 miljoen aan SPS betaalde; SPS zou het restant van het door Smit gestorte bedrag mogen behouden, indien op 31 december 2015 zou blijken dat deze storting meer dan toereikend was voor de financiering van de uitvoering van de voorwaardelijke toezegging die Smit aan haar werknemers had gedaan. Als gevolg van overgang van onderneming per 1 januari 2012 zijn de Kanis-verplichtingen die op Smit rustten, overgegaan op Baggermaatschappij Boskalis B.V. (hierna: Baggermaatschappij Boskalis). SPS heeft vanaf die datum de Kanis-regeling niet langer uitgevoerd. Van het door Smit voor de uitvoering van de Kanis-regeling ter beschikking gestelde bedrag van € 4,3 miljoen resteerde per 1 januari 2012 een bedrag van € 2.621.714,21. SPS heeft dit bedrag onder zich gehouden, terwijl Baggermaatschappij Boskalis vanaf 1 januari 2012 kosten is gaan maken voor het uitvoeren van de Kanis-regeling. Het hof heeft geoordeeld dat SPS aldus ongerechtvaardigd is verrijkt en dat Boskalis is verarmd, maar dat het op basis van de processtukken op dat moment niet kon beoordelen tot welk bedrag. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.

Het hof oordeelt als volgt. Partijen hebben het hof laten weten dat zij het erover eens zijn dat Baggermaatschappij Boskalis ter uitvoering van de Kanis-regeling een bedrag van € 2.897.819,04 heeft moeten betalen. SPS heeft van haar kant geen gespecificeerde berekening overgelegd waaruit blijkt dat zij, uitgaande van de veronderstelling dat er geen overgang van onderneming had plaatsgevonden en zij de Kanis-regeling tot en met 31 december 2015 was blijven uitvoeren, enig bedrag zou hebben overgehouden van het door Smit gestorte bedrag van € 4,3 miljoen. Dit betekent dat SPS het bedrag dat zij ter uitvoering van de Kanis-regeling op 1 januari 2012 nog onder zich had van € 2.621.714,21 volledig aan Boskalis zal moeten betalen. SPS heeft nog gesteld dat het niet redelijk is dat wordt uitgegaan van een einddatum van 31 december 2015 omdat kosten hadden kunnen worden bespaard wanneer SPS dan wel Baggermaatschappij Boskalis reeds per 1 juni 2013 de pensioenverplichtingen die voortvloeiden uit de Kanis-regeling had ingekocht. Het hof verwerpt dit betoog. Vast staat dat partijen in 2012 overleg hebben gevoerd over de Kanis-regeling en de mogelijke overheveling van de uitvoering van de Kanis-regeling van SPS naar Pensioenfonds Boskalis. Dit overleg heeft toen niet geresulteerd in afspraken. Bij die stand van zaken ligt het niet voor de hand dat bij de begroting van de schade die Baggermaatschappij Boskalis heeft geleden als gevolg van de ongerechtvaardigde verrijking, rekening wordt gehouden met een scenario dat feitelijk niet heeft plaatsgevonden, en dat overigens ook afwijkt van de in de Kanis-regeling voorziene inkoop op 31 december 2015 of de eerdere pensioneringsdatum van de werknemer. Bij de berekening van het bedrag dat vanaf 1 januari 2012 nodig zou zijn geweest voor de uitvoering van de Kanis-regeling door SPS, en dat nodig is geweest voor de uitvoering door Baggermaatschappij Boskalis, dient voor zover mogelijk uitgegaan te worden van de werkelijke inkoopdata van de uit de Kanis-regeling voortvloeiende pensioenverplichtingen. Over het bedrag van € 2.621.714,21 is wettelijke rente verschuldigd. De wettelijke rente kan niet ingaan voordat de vordering tot vergoeding van de schade opeisbaar is geworden. De wettelijke rente is dan ook gaan lopen telkens wanneer een verarming aan de zijde van Baggermaatschappij Boskalis heeft plaatsgevonden, dat wil zeggen telkens op het moment waarop Baggermaatschappij Boskalis een betaling deed uit hoofde van de Kanis-regeling. Het vorenstaande leidt tot de eindconclusie dat SPS het volledig gevorderde bedrag van € 2.621.714,21 aan Baggermaatschappij Boskalis verschuldigd is, zij het dat het hof van oordeel is dat de wettelijke rente pas op een later moment ingaat dan op 12 juni 2013, zoals de rechtbank heeft overwogen.