Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is met ingang van 1 november 2003 bij Van der Vorm in dienst getreden. Bij vonnis van de kantonrechter te Delft d.d. 23 april 2009 (rolnummer 08/10027; AR 2009-344) is voor recht verklaard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 10 augustus 2008 is voortgezet en niet per de datum waarop werknemer de 65-jarige leeftijd heeft bereikt van rechtswege is komen te eindigen. De loonvorderingen van werknemer zijn toegewezen. Van der Vorm is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Thans verzoekt Van der Vorm voorwaardelijk ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor zover deze niet reeds van rechtswege is geƫindigd wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van werknemer.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Als het vonnis van de Delftse kantonrechter in laatste instantie wordt bekrachtigd, betekent dit dat werknemer ongeveer een jaar lang niet heeft hoeven werken maar wel volledig heeft doorbetaald gekregen. In dat geval acht de kantonrechter het niet opportuun om hem een vergoeding toe te kennen, nu deze doorbetaling reeds voldoende compensatie oplevert in de zin van de billijkheidstoets van artikel 7:685 BW. De kantonrechter weegt mee dat de rechtspositie van de 65+ werknemer voorwerp is van maatschappelijke en politieke discussie en dat in de jurisprudentie deze positie bepaald ook nog niet helder is. De kantonrechter acht het niet redelijk dat Van der Vorm mede vanwege deze discussie genoopt zou worden nog een vergoeding te betalen. Indien het vonnis van de Delftse kantonrechter uiteindelijk echter zou worden vernietigd dan staat vast (een tussenweg is er niet) dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geƫindigd op 10 augustus 2008. In een dergelijk geval is de voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet nodig gebleken en wordt niet toegekomen aan de vraag of een vergoeding moet worden opgelegd. Overigens is de kantonrechter van oordeel dat Van der Vorm heeft aangetoond dat haar onderneming vanwege de economische crisis zwaar te lijden heeft. In de processtukken en ter zitting is uitgelegd dat zij op urenbasis als ingenieursbureau sterkteberekeningen maakt en constructies ontwerpt voor architecten en bouwondernemingen. Gecombineerd met het algemeen bekende feit dat de bouwsector een zeer forse terugval in omzet ervaart, acht de kantonrechter het door Van der Vorm ingebrachte en door haar registeraccountant uitgelegde cijfermateriaal, voldoende overtuigend om te oordelen dat er geen ruimte is voor een vergoeding ten behoeve van werknemer.

Volgt ontbinding zonder toekenning vergoeding.