Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is vanaf 1 mei 2005 tot en met 31 januari 2007 bij gedaagde op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam geweest in de functie van chauffeur. Op de arbeidsovereenkomst zijn van toepassing de regels van de CAO Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen. Werkgever exploiteert een bergingsbedrijf dat 24-uurs service verleent. Vanuit de locatie Valkenburg aan de Geul heeft werkgever zich jegens haar opdrachtgever Rijkswaterstaat verplicht om gedurende 24 uur per dag binnen twintig minuten na de melding van een de noodzaak daartoe, met een berging zijn auto op de plaats van bestemming te arriveren. Om dit te kunnen doen was de locatie Valkenburg aan de Geul elke nacht in elk weekend bemand. Werknemer vervulde in dienst en in opdracht van werkgever op basis van een door werkgever vastgestelde werkrooster gedurende de avonden en de weekenddiensten. De weekenddiensten startten 's middags om 18:00 uur en eindigden in de regel op de volgende dag om 8:00, 9:00 of 10:00 uur. Tijdens de nacht en tijdens de weekenddiensten was werknemer op de locatie Valkenburg aan de Geul fysiek aanwezig. Tijdens deze diensten kon werknemer eventueel slapen, maar moest hij aan de verplichting voldoen dat hij binnen het rayon ingeval van een melding binnen de gestelde twintig minuten op de plaats van bestemming zou arriveren. De werknemer stelt zich op het standpunt dat over alle uren dat hij tijdens de wachtdiensten aanwezig was, hem (alsnog) het volle cao-loon moeten worden toegekend. De werkgever stelt in essentie dat de werknemer aanspraak had op de bij cao bepaalde beschikbaarheidsvergoeding over de uren dat hij niet feitelijk door oproep werkzaam was, en over de feitelijk gewerkte uren het normale (cao-)loon, met toepassing van voorgeschreven toeslagen voor zaterdag en zondag. Zij acht zich niet gehouden om de niet-gewerkte uren aanwezigheid in de Valkenburgse vestiging tegen het volle uurloon te belonen. Het geschil is in essentie de vraag of er differentiatie mag bestaan bij de beloning van wachtdiensten naar feitelijke arbeidsuren en naar uren dat geen arbeid werd verricht: mogen deze laatste uren omdat er geen feitelijke arbeid is verricht op een lager niveau worden beloond?

De kantonrechter oordeelt als volgt. Op grond van HvJ EG 1 december 2005, C-14/04 (Dellas) en HvJ/EG 11 januari 2007, C-437/05 (Vorel) zijn wachtdiensten volledige arbeidstijd, waarbij de werknemer voor de uren dat hij wachtdienst (met inactieve uren) verricht wel anders mag worden beloond dan voor reguliere arbeidsuren. Het Hof geeft echter wel aan dat het hierop gerichte (belonings-)beleid ook dient te zijn uitgewerkt aan de hand van heldere en objectieve maatstaven, echter zonder verdere aanwijzing te geven wat onder heldere en objectieve maatstaven wordt verstaan. De stelling van de werkgever dat de wachtdienst gedifferentieerde beloond mag worden is op zich juist, maar de differentiatie moet gebaseerd zijn op een heldere en objectieve maatstaf. Anders dan werkgever meent, biedt artikel 42 van de cao geen objectieve maatstaf. De kantonrechter kan in de onderhavige zaak niet het bestaan van een heldere objectieve maatstaf voor de gedifferentieerde beloning voor wachtdiensten vaststellen, waardoor de wachtdienst in het geheel dient te gelden als arbeidstijd en daardoor gelijk beloond moet worden als arbeid buiten wachtdienst. Aldus oordeelt de kantonrechter dat wachtdienst zoals in dit geschil aan de orde, beloond moet worden naar het overeengekomen of bij cao bepaalde uurloon keer het aantal uren van de wachtdienst, eventueel te vermeerderen met nacht-, zaterdag- of zondagtoeslagen indien dat uit de cao of de individuele arbeidsovereenkomst volgt.

Vordering werknemer wordt toegewezen.