Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werkneemster (54 jaar) is sinds 1987 in dienst van Novio als buschauffeur. Sinds 2003 heeft zij een baliefunctie. Novio heeft op 14 augustus 2008 aan het einde van de dienst van werkneemster haar dagopbrengst en dagstaat gecontroleerd. Er is een tekort vastgesteld van € 1.127,65, wat door werkneemster voor akkoord is getekend. Daags daarop is zij voor de aanvang van haar dienst geschorst en na een gesprek met de directeur op staande voet ontslagen. Volgens werkneemster is het ontslag op staande voet ten onrechte verleend.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voorop moet staan dat de werknemer die een geldbedrag uit de kas van de werkgever ten eigen bate aanwendt, in het algemeen gesproken terecht diens vertrouwen verliest, wat een dringende reden voor onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst (”ontslag op staande voet”) oplevert. Volgens vaste rechtspraak moet een werkgever bij een besluit tot een dergelijke maatregel, die in het algemeen diep ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer, de gevolgen van die maatregel voor de werknemer meewegen. In rechte zal bovendien kunnen worden getoetst of de werkgever bij het nemen van het besluit normen van zorgvuldigheid en redelijkheid in acht heeft genomen.

Bij de beoordeling van de opzegging in het gegeven geval is echter het navolgende van belang. Ter zitting heeft Novio desgevraagd niet kunnen toelichten of, en zo ja, in hoeverre bij de overgang van [eisende partij] van een chauffeursfunctie naar een baliefunctie, die verband hield met haar gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, haar geschiktheid voor die functie is onderzocht. Novio heeft ook niet aangevoerd dat zij in de gelegenheid is gesteld om- of bijscholingscursussen te volgen. In het licht van het uitvoerig gemotiveerde verweer dat werkneemster structureel in financiële problemen verkeerde is onbegrijpelijk waarom Novio haar heeft herplaatst op een - naar eigen zeggen van Novio - “financieel gevoelige positie”. Geplaatst in het licht van een en ander is vooralsnog onzeker dat het ontslag in een bodemprocedure in stand zal blijven. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is het ontslag een te zware maatregel in het licht van de overige feiten en omstandigheden en is Novio onvoldoende zorgvuldig te werk gegaan bij het nemen van de beslissing tot het ontslag. De vraag of het ontslag op staande voet terecht is gegeven wordt ontkennend beantwoord en de vordering in kort geding komt voor toewijzing in aanmerking. In zoverre komt het feit dat het loon niet tijdig is betaald voor risico van Novio, zodat zij ook het bepaalde in artikel 7:625 BW tegen zich moet laten gelden. Gelet op hetgeen is overwogen, zal de kantonrechter de verhoging matigen tot tien procent.