Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 24 oktober 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:12556
Feiten
Werknemer was via bedrijf X een van de vijf aandeelhouders van onderneming A. In 2021 zijn de aandelen in onderneming A overgedragen aan werkgever. In dat kader zijn werkgever en werknemer overeengekomen dat werknemer bij werkgever in dienst zou treden en dat voor hem een pensioenvoorziening zou worden getroffen. Werkgever biedt zijn werknemers in Nederland een pensioenregeling aan bij Nationale Nederlanden (NN). Omdat werknemer in Frankrijk woont, heeft werkgever voor hem een pensioenregeling in Frankrijk georganiseerd en daar premies voor afgedragen. In de aanloop naar het tekenen van de arbeidsovereenkomst vond uitgebreide e-mailcorrespondentie plaats. Op 13 september 2021 stuurde werkgever een eerste concept van de arbeidsovereenkomst en schreef daarbij dat zowel de basis- als aanvullende pensioenbijdragen zijn opgenomen in het Franse sociale stelsel, wat betekent dat er geen deelname aan de Nederlandse pensioenregeling zal zijn. Een dag later, op 14 september 2021, bevestigde werkgever nogmaals dat geen sprake zou zijn van deelname aan het Nederlandse pensioenreglement. Werknemer reageerde op 16 september 2021 met de mededeling dat het voorstel wat hem betreft ‘prima’ was. Vervolgens is op 30 september 2021 gesproken over het opnemen van een afstandsclausule (waiver) in de arbeidsovereenkomst. Werknemer wilde die clausule niet tekenen en gaf aan eerst te willen zien of de pensioenopbouw vergelijkbaar was met zijn huidige opbouw. Werkgever ging akkoord met het schrappen van de clausule bij ondertekening en herhaalde diezelfde dag, met verwijzing naar de eerdere e-mail van 13 september 2021, dat werknemer geen deelneming heeft aan de Nederlandse pensioenregeling. Werknemer maakte daartegen geen bezwaar en vroeg slechts om bevestiging dat in Frankrijk aanvullend pensioen wordt opgebouwd (bij URSSAF) en dat dit gelijkwaardig is aan de Nederlandse pensioenopbouw. Na indiensttreding is de Franse regeling uitgevoerd en heeft werkgever daarover premies afgedragen. In januari en februari 2022 ontving werknemer, op zijn verzoek, informatie over de Franse regeling. Ook toen refereerde hij niet aan deelname aan NN. In dit kort geding vordert werknemer dat de kantonrechter werkgever veroordeelt om hem met terugwerkende kracht als deelnemer aan te melden bij NN en de bijbehorende premies te voldoen. Volgens werknemer is afgesproken dat hij zou deelnemen aan de NN-regeling en dient werkgever die afspraak na te komen. Werkgever betwist dat en stelt dat partijen juist zijn overeengekomen dat werknemer in Frankrijk pensioen opbouwt, aansluitend bij zijn woonland.
Oordeel
De kantonrechter acht voorshands onvoldoende aannemelijk dat partijen zijn overeengekomen dat werknemer zou deelnemen aan de NN-regeling. Weliswaar is in de arbeidsovereenkomst het Handboek van werkgever van toepassing verklaard, waarin staat dat werkgever zijn medewerkers een pensioenregeling aanbiedt, maar nergens is vastgelegd dat het noodzakelijkerwijs de NN-regeling betreft voor alle medewerkers, laat staan voor een medewerker die in het buitenland woont. Cruciaal is bovendien de e-mailcorrespondentie bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst. Werkgever heeft op 13 en 14 september 2021 expliciet en herhaaldelijk meegedeeld dat deelname aan de Nederlandse pensioenregeling niet aan de orde is en dat voor werknemer in Frankrijk pensioen zou worden opgebouwd. Werknemer heeft op 16 september 2021 het voorstel als ‘prima’ bestempeld zonder enig voorbehoud op het punt van pensioen. Naar het voorlopig oordeel hoefde werkgever uit die reactie niet af te leiden dat werknemer het slechts eens was met het salarisvoorstel en niet met het pensioenonderdeel. Er zijn in die mail geen aanwijzingen dat werknemer zich verzette tegen het ontbreken van NN-deelname. De latere discussie over de afstandsclausule doet daaraan niet af. Dat werknemer die clausule niet wilde tekenen, betekent niet dat partijen daarmee (toch) deelname aan NN zijn overeengekomen. Werkgever heeft deelname aan NN immers nimmer aangeboden, zodat werknemer die ook niet heeft kunnen aanvaarden. Integendeel, op 30 september 2021 heeft werkgever uitdrukkelijk bevestigd dat werknemer geen deelneming heeft aan de Nederlandse pensioenregeling. Werknemer heeft daarop niet geprotesteerd, maar enkel verzocht om bevestiging van de aanvullende Franse pensioenopbouw en de gelijkwaardigheid aan de Nederlandse opbouw. Vervolgens is de overeenkomst uitgevoerd conform de Franse pensioenopbouw: premies zijn in Frankrijk afgedragen en werknemer heeft informatie over die regeling ontvangen zonder NN-deelname aan de orde te stellen. De vordering van werknemer om werkgever te veroordelen tot retroactieve aanmelding bij NN en premieafdracht wordt afgewezen.
