Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 22 oktober 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:6184
Feiten
Werknemer is op 1 april 2004 in dienst getreden bij werkgeefster. Op 10 januari 2025 heeft werkgeefster werknemer meegedeeld dat zij genoodzaakt was de arbeidsovereenkomst met hem te beëindigen vanwege bedrijfseconomische redenen. Werknemer is per direct vrijgesteld van werkzaamheden en werkgeefster heeft hem een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden gedaan. Op 20 januari 2025 heeft werknemer de vaststellingsovereenkomst ondertekend. In de periode dat werknemer was vrijgesteld van werkzaamheden heeft werkgeefster opdracht gegeven aan onderzoeksbureau Bravo Recherchediensten B.V. (hierna: ‘Bravo’) om (nader) onderzoek te doen naar het (mogelijk) verrichten van (concurrerende) (neven)werkzaamheden door werknemer voor derden, althans voor hemzelf. Op 8 en 22 april 2025 hebben er gesprekken tussen Bravo en werknemer plaatsgevonden. Op 24 april 2025 heeft werkgeefster de verslaglegging van deze gesprekken ontvangen. Bij brief van diezelfde dag is werknemer op staande voet ontslagen. Hierin is onder meer als reden voor het ontslag opgenomen dat werknemer, zonder werkgeefster hierover te hebben geïnformeerd, ten minste vanaf 2020 werkzaam was in meerdere eigen ondernemingen, althans ondernemingen van zijn echtgenote, te weten PhoeniQ en Qmex, waarbij hij als gevolmachtigde is aangesteld voor deze beide ondernemingen en als fulltime technisch directeur van Qmex is benoemd en ingeschreven, en dat hij onder werktijd van werkgeefster aantoonbaar en structureel werkzaamheden heeft verricht voor deze ondernemingen. Werknemer is het niet eens met het ontslag op staande voet.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Volgens de kantonrechter is sprake van een gerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van werknemer. Dit betekent dat de onderzoeksresultaten niet buiten beschouwing blijven. Naar het oordeel van de kantonrechter had het in het kader van goed werknemerschap en in verband met de schijn van en/of kans op belangenverstrengeling op de weg van werknemer gelegen om werkgeefster te informeren dat hij werkzaamheden voor Qmex verrichtte. Nu echter niet (voldoende) is komen vast te staan dat werknemer werkzaamheden heeft verricht die schadelijk en/of concurrerend zijn geweest ten opzichte van werkgeefster, is de kantonrechter van oordeel dat het enkele in strijd handelen met de Code of Conduct, en bij gebreke van een concurrentie-, relatie- en nevenwerkzaamhedenbeding, geen ontslag op staande voet rechtvaardigt. Daarbij kan ook niet uit het oog worden verloren dat ontslag op staande voet een ultimum remedium is. Dit betekent dat het verzoek van werknemer om vernietiging van het ontslag op staande voet zal worden toegewezen. Het gevolg hiervan is dat werkgeefster de in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen afspraken volledig moet nakomen.
