Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 10 september 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:6989
Werkneemster verzoekt achterstallig loon en beroept zich op artikel 7:610b BW. Het verzoek van werkneemster wordt afgewezen.

Feiten

Werkneemster is per 1 maart 2024 in dienst getreden bij werkgeefster als medewerkster bediening. Werkgeefster heeft tijdig aangezegd dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. In april 2025 heeft werkneemster aanspraak gemaakt op achterstallig salaris en de transitievergoeding. Werkneemster heeft een beroep gedaan op het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW. Werkgeefster voert aan dat de drie maanden waarvan werkneemster bij het rechtsvermoeden uitgaat niet representatief zijn. Wanneer wordt gekeken naar de volledige duur van het dienstverband (één jaar) komt het gemiddelde lager uit. Ook zou werkneemster nooit hebben geprotesteerd tegen het aantal te werken uren. Zij zou tijdens het dienstverband nooit hebben gevraagd om meer uren ingepland te worden.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Naar het oordeel van de kantonrechter is het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW in het geschil tussen partijen niet van toepassing. In artikel 5 van de arbeidsovereenkomst is immers bepaald dat werkgeefster verplicht is de werknemer op te roepen indien de overeengekomen werkzaamheden voorhanden zijn. Niet in geschil is dat werkgeefster dat heeft gedaan, waarbij werkneemster ter zitting heeft verklaard dat de te werken uren steeds in onderling overleg zijn vastgesteld, op basis van haar beschikbaarheid. Zij heeft nooit te kennen gegeven meer uren te willen werken dan zij daadwerkelijk heeft gewerkt. Evenmin is er in deze kwestie sprake van een situatie waarin de omvang van de arbeid zich structureel op een hoger niveau bevindt dan de overeengekomen arbeidsduur. Werkneemster kan zich niet beroepen op het rechtsvermoeden en heeft niet aangetoond dat werkgeefster niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. Bovendien geldt dat de periode die werkneemster heeft gekozen niet representatief is. De transitievergoeding wordt daarentegen wel toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.