Naar boven ↑

Rechtspraak

Fintag Group B.V./Steens Professionals B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 17 september 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:7055
Vernietiging van de arbeidsovereenkomst wegens dwaling heeft tot gevolg dat het bemiddelingsbureau op grond van de bemiddelingsovereenkomst geen aanspraak meer kan maken op een bemiddelingsvergoeding.

Feiten

In 2023 hebben Steens Professionals B.V. (hierna: Steens), een onderneming die zich bezighoudt met de bemiddeling van financieel personeel, Fintag Group B.V. (hierna: Fintag), een financiële dienstverlener, en Yoursafe, een onderdeel van een groep bedrijven met Fintag aan het hoofd, overlegd over de invulling van een vacature voor een CFO bij Yoursafe. De tussen partijen afgesproken wervingsvergoeding bedroeg 27,5% van het totale jaarsalaris voor de CFO-functie (een bedrag van € 39.683,77). Daarnaast spraken partijen af dat betaling van de diensten van Steens zou plaatsvinden na het tekenen van de arbeidsovereenkomst tussen Yoursafe en de aangedragen kandidaat. Op 30 mei 2023 tekenden Yoursafe en de door Steens aangedragen kandidaat een arbeidsovereenkomst, waarna de kandidaat bij Yoursafe in dienst trad. Op 1 november 2023 heeft de advocaat van Yoursafe de arbeidsovereenkomst met deze kandidaat buitengerechtelijk vernietigd wegens dwaling. Op 31 januari 2024 oordeelde de rechtbank Amsterdam dat deze vernietiging terecht was. Op 11 juni 2024 heeft Fintag Steens gesommeerd tot terugbetaling van de wervingsvergoeding. In dezelfde brief liet Fintag Steens weten dat zij er geen enkele behoefte meer aan had de opdracht tot het werven en selecteren van een nieuwe kandidaat (opnieuw) aan Steens te verstrekken. In onderhavige procedure vordert Fintag Steens te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 39.683,77, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 24 juni 2024 en de buitengerechtelijke kosten. Steens stelt zich daarentegen op het standpunt dat zij niet aansprakelijk is voor de ontstane situatie en er geen enkele verplichting bestaat tot het terugbetalen van de wervingsvergoeding. Daarnaast stelt zij zich op het standpunt dat zij niet met Fintag, maar met Yoursafe een overeenkomst van opdracht heeft gesloten.

Oordeel

De rechtbank oordeelt als volgt. De overeenkomst is gesloten tussen Steens en Fintag. De door Steens gezonden offerte is ondertekend namens Fintag Group B.V. Steens heeft bovendien haar factuur gericht aan Fintag en niet in geschil is dat deze door Fintag is betaald. Dat Steens (ook) heeft gecorrespondeerd met mensen van Yoursafe, is in het licht van het voorgaande onvoldoende voor de conclusie dat Yoursafe contractspartij was. Fintag is dan ook ontvankelijk in haar vordering. Fintag heeft haar vordering gegrond op onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW). Om te kunnen beoordelen of de vernietiging van de arbeidsovereenkomst tot gevolg had dat Fintag zonder rechtsgrond aan Steens heeft betaald, moet eerst worden vastgesteld wat partijen met betrekking tot de betalingsverplichting zijn overeengekomen. Vast staat dat de opdracht van Fintag aan Steens een opdracht was om tegen betaling werkzaam te zijn bij het tot stand brengen van een overeenkomst tussen Fintag en een CFO (de bemiddelingsovereenkomst ex artikel 7:425 BW). Met betrekking tot de door Fintag aan Steens te betalen vergoeding hebben partijen in de overeenkomst opgenomen dat deze verschuldigd wordt direct na het tekenen van de arbeidsovereenkomst. Partijen zijn het erover eens dat daarmee is bedoeld ‘direct na het tot stand komen van de arbeidsovereenkomst’. Het argument van Steens dat de betalingsverplichting na de vernietiging van de arbeidsovereenkomst is blijven bestaan omdat partijen daarover in de overeenkomst geen afwijkende afspraken hebben gemaakt slaagt niet. Voor het intreden van de rechtsgevolgen van vernietiging is het niet noodzakelijk dat partijen daarover nadere afspraken maken. Veeleer geldt het tegenovergestelde: als Steens had willen bewerkstelligen dat haar aanspraak op betaling in stand zou blijven na vernietiging van de bemiddelde arbeidsovereenkomst, had het op haar weg gelegen daar nadere afspraken over te maken. Niet in geschil is dat dat niet is gebeurd. Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat de vernietiging van de arbeidsovereenkomst tot gevolg heeft dat de bemiddelingsovereenkomst niet langer een rechtsgrond bood voor de betalingsverplichting van Fintag. Het gevolg van de vernietiging van een overeenkomst is namelijk dat die overeenkomst wordt geacht nooit tot stand te zijn gekomen (artikel 3:53 lid 1 BW). Dit betekent dat Steens de betaalde bemiddelingsvergoeding moet terugbetalen. De door Fintag gevorderde wettelijke handelsrente is niet verschuldigd nu de vordering is gegrond op onverschuldigde betaling en niet op een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a lid 1 BW. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW kan wel worden toegewezen. Het voorgaande betekent niet dat Steens in het geheel geen aanspraak heeft op een vergoeding. Vast staat dat Steens werkzaamheden heeft verricht in het kader van de bemiddeling. De rechtbank oordeelt daarom op grond van artikel 7:426 lid 1 jo. 7:411 lid 1 BW dat Steens recht heeft op betaling van een redelijk loon. De rechtbank heeft echter onvoldoende informatie om het redelijk loon vast te kunnen stellen en wil daarom van partijen nadere gegevens ontvangen. Steens zal eerst in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over wat zij een redelijk loon vindt en welke factoren daarbij gewogen moeten worden. Fintag zal daarna in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren. De rechtbank houdt de beslissing aan.