Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 9 juli 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:6765
Werknemer verzoekt om toekenning van verschillende vergoedingen na een opzegging van de arbeidsovereenkomst door werkgeefster. De kantonrechter geeft werkgeefster de opdracht om te bewijzen dat aan de vereisten voor een overgang van onderneming is voldaan.

Feiten

Werknemer is per 9 juli 1979 in dienst getreden bij een rechtsvoorganger van werkgeefster in de functie van brood-banketbakker. De zoon van de vennoten van werkgeefster heeft in 2023 een besloten vennootschap (hierna: bv) opgericht, die in 2025 failliet is verklaard. De curator heeft werknemer vervolgens een brief gestuurd waarin hij het dienstverband van werknemer heeft opgezegd. Werkgeefster stelt dat werknemer wegens een overgang van onderneming in dienst is gekomen bij de bv. Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer in dienst is getreden bij werkgeefster. Volgens werknemer is hij altijd bij werkgeefster in dienst gebleven, totdat werkgeefster de arbeidsovereenkomst (niet-rechtsgeldig) heeft opgezegd tegen eind februari 2024. Werkgeefster stelt echter dat werknemer als gevolg van een overgang van onderneming per 1 januari 2024 in dienst is gekomen van de bv, welk dienstverband door de curator bij brief van 15 januari 2025 rechtsgeldig is opgezegd tegen 28 februari 2025. Dit wordt door werknemer gemotiveerd betwist. Werknemer verzoekt een billijke vergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding. Subsidiair verzoekt werknemer de kantonrechter om de opzegging te vernietigen en meer subsidiair om werkgeefster te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ex artikel 7:611 BW wegens schending van de informatieplicht met betrekking tot de overgang van onderneming. Werkgeefster beroept zich op de klachtplicht.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De klachtplicht is niet van toepassing, omdat er geen sprake is van gebrekkig maar van niet presteren. Werkgeefster stelt dat er in dit geval sprake is van overgang. In 2023 is de bv opgericht met het oog op de bedrijfsoverdracht. In het verweerschrift staat dat per 1 januari 2024 alle activiteiten van de bakkerij, de activiteiten en inventaris en het personeel in de winkels overgedragen zijn door werkgeefster aan de bv, met uitzondering van een kleine winkel. Daarnaast zijn de activa (machines en inventaris) in de bakkerij eigendom gebleven van werkgeefster, net als het gebouw van de bakkerij. De machines werden volgens werkgeefster door de bv gebruikt tegen een vergoeding van 1% van de totale verkochte omzet in de bv. Wat betreft de overgang wijst werkgeefster op een overgelegde activa-passiva-koopovereenkomst. Volgens werknemer is er feitelijk geen sprake van overgang/overdracht van ondernemingsactiviteiten, maar betreft het slechts een papieren (schijn)constructie. Werknemer voert aan dat de loonbetalingen nog tot en met november 2024 hebben plaatsgevonden vanaf de bankrekening van werkgeefster. De kantonrechter geeft werkgeefster de opdracht om te bewijzen dat aan de vereisten voor een overgang van onderneming is voldaan. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.