Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/ werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 17 april 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:6760
Werkneemster heeft te laat een beroep gedaan op betaling van de zogenoemde Xella-vergoeding. Een werkgever hoeft niet op eigen initiatief in actie hoeft te komen als een (tijdig) verzoek van de werknemer ontbreekt.

Feiten

Werkneemster is op 1 juli 2003 in dienst getreden bij werkgeefster. Na verschillende langdurige periodes van ziekte is aan werkneemster per 17 mei 2018 een WIA-uitkering toegekend. Daarna is het dienstverband voor 15 uur voortgezet. Op 9 oktober 2022 is werkneemster wegens ziekte volledig uitgevallen voor haar werkzaamheden. Op 22 december 2023 stuurt werkgeefster werkneemster een e-mailbericht ter bevestiging van een gesprek dat partijen die dag met elkaar hebben gehad over verschillende opties wat betreft de toekomst van werkneemster bij werkgeefster. Uiteindelijk heeft werkneemster wegens arbeidsongeschiktheid niet meer bij werkgeefster gewerkt en heeft zij (deels) verlof ingezet. Vervolgens heeft de gemachtigde van werkneemster in een tweetal e-mailberichten van 18 november 2024 laten weten dat werkneemster aanspraak maakt op de wettelijke transitievergoeding en dat werkgeefster gehouden is om door middel van een vaststellingsovereenkomst de arbeidsovereenkomst te beëindigen onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding. Op 18 november 2024 is de arbeidsovereenkomst op grond van de cao van rechtswege geëindigd wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Werkneemster verzoekt de kantonrechter om werkgeefster te veroordelen tot betaling van een (schade)vergoeding gelijk aan de wettelijke transitievergoeding van € 10.613,16 bruto met nevenvorderingen. 

Oordeel

Het gaat in deze zaak om de vraag of werkgeefster moet worden veroordeeld tot betaling van een zogenoemde Xella-vergoeding. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval. De door werkneemster verzochte vergoeding kan (alleen) worden toegewezen als er sprake is van een (i) tijdig (ii) verzoek van werkneemster (iii) ter beëindiging van haar (slapende) arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden (iv) met toekenning van de wettelijke transitievergoeding. Aan die vereisten is niet voldaan. In de e-mailberichten waar werkneemster naar verwijst worden voorstellen gedaan die uitgaan van voortzetting van het dienstverband, zodat aan de vereisten van een verzoek van werkneemster ter beëindiging van haar (slapende) arbeidsovereenkomst geen sprake is. Ook op grond van de berichten van de gemachtigde kan de door werkneemster verzochte vergoeding naar het oordeel van de kantonrechter niet worden toegewezen. Weliswaar verzoekt de gemachtigde van werkneemster in die berichten om het slapende dienstverband van werkneemster met wederzijds goedvinden te beëindigen met toekenning van de wettelijke transitievergoeding, maar de kantonrechter is van oordeel dat dit verzoek op 18 november 2024 te laat is gedaan. Weliswaar betekent ‘de arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op 18 november 2024’ zuiver taalkundig dat iemand zijn laatste werkdag heeft op 18 november 2024 en dat de betreffende arbeidsovereenkomst ook op 18 november 2024 afloopt.  Tussen partijen staat echter vast dat werkneemster haar AOW-uitkering ontvangt met ingang van 18 november 2024. Dat betekent dat de laatste dag van de arbeidsovereenkomst 17 november 2024 was en dat werkneemster dus met ingang van 18 november 2024 niet meer bij werkgeefster in dienst was. Het beroep van werkneemster op een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 januari 2024 gaat naar het oordeel van de kantonrechter niet op, mede gelet op de vaststelling dat in onderhavige zaak het verzoek door werkneemster is gedaan nádat zij de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt. Anders dan werkneemster stelt, rust op werkgever ook geen (informatie)verplichting. Een werkgever hoeft niet op eigen initiatief in actie te komen als een (tijdig) verzoek van de werknemer ontbreekt. Dat geldt temeer als die werknemer wordt bijgestaan door een professionele gemachtigde op het gebied van arbeidsrecht, zoals in deze zaak het geval is. Het verzoek wordt afgewezen.