Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/ werkgever
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 3 oktober 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2553
Bij een verzoek op grond van artikel 22a lid 2 Rv dient het te gaan om de persoonlijke levenssfeer van een ander dan de procespartijen. Vordering afgewezen.

Feiten

Werkneemster is sinds 1 januari 2022 in dienst bij werkgever. Op 6 december 2024 is werkneemster op staande voet ontslagen. In eerste aanleg heeft werkneemster vernietiging van het ontslag gevorderd en betaling van (o.a.) loon. De kantonrechter heeft de verzochte vernietiging van het ontslag op staande voet en veroordeling van werkgever om het lopende loon te betalen bij gebrek aan belang afgewezen. Werkgever is veroordeeld tot betaling aan werkneemster van het maandloon (€ 9.810 bruto),  over de periode vanaf 6 december 2024 tot en met 31 januari 2025, met dien verstande dat de deelbetaling van € 9.000 netto van 28 januari 2025 hierop in mindering strekt. Werkneemster is het niet eens met de bestreden beschikking en is hiervan in hoger beroep gekomen. Werkneemster heeft bij incidenteel verzoek ex artikel 22a Rv verzocht dat de kennisneming van producties en het deel van het beroepschrift dat zich bevindt in de separate envelop met het opschrift ‘MEDISCH’ is voorbehouden aan een advocaat of arts zijdens werkgever, omdat kennisneming door anderen van deze medische gegevens de persoonlijke levenssfeer van werkneemster onevenredig zal schaden, mede gelet op haar privacy en het feit dat zij niet is gehouden medische gegevens met werkgever te delen. Werkgever heeft zich tegen het incidentele verzoek van werkneemster verzet, stellende dat primair de medische gegevens niet relevant zijn voor de beoordeling van hetgeen werkneemster in hoger beroep verzoekt en subsidiair dat bij eventuele relevantie volledige inzage noodzakelijk is. Thans ligt de beoordeling van het incidentele verzoek ex artikel 22a Rv voor.

Oordeel

Het hof is van oordeel dat het incidentele verzoek ex artikel 22a Rv dient te worden afgewezen.  Vooropgesteld dient te worden dat het bepaalde in artikel 22a Rv zeer terughoudend moet worden toegepast. Het verzoek van werkneemster ziet op het bepaalde in artikel 22a lid 2 Rv. Het hof begrijpt haar betoog aldus dat kennisneming van de stukken door werkgever een schending zal opleveren van de persoonlijke levenssfeer van een ander, namelijk van haar. Bij een verzoek op grond van dit artikellid dient het echter te gaan om de persoonlijke levenssfeer van een ander dan de procespartijen. Aangezien werkneemster zelf procespartij is, kan haar verzoek ex artikel 22a lid 2 Rv niet worden toegewezen. Het hof wijst het incidentele verzoek ex artikel 22a Rv derhalve af en zal de separate envelop met het opschrift ‘MEDISCH’ aan werkneemster retourneren. Het hof houdt de beslissing over de proceskosten aan totdat in de hoofdzaak beschikking zal worden gegeven.