Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 30 september 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2635
Feiten
Werknemer is op 16 januari 2018 in dienst getreden bij een rechtsvoorgangster van Dela, X (hierna ook aangeduid als Dela) in de functie van financieel administrateur, belast met de debiteuren- en crediteurenadministratie. Uit intern en in haar opdracht door de bedrijfsrecherche verricht onderzoek is Dela gebleken dat in de periode februari 2021 tot en met januari 2022 ten laste van haar rekening(en) tot per saldo € 81.185,02 betalingen zijn gedaan op KNAB-rekeningnummers ten name van A. Op 8 maart 2022 is werknemer gehoord door de bedrijfsrecherche, die heeft verklaard dat hij informatie aan derden heeft verstrekt en dat hij weet dat er fraudleuze betalingen zijn gedaan. Werknemer is diezelfde dag ook door Dela gehoord. Hij heeft zijn verklaring aan de bedrijfsrecherche bevestigd. Werknemer is daarop met onmiddelijke ingang geschorst. Bij brief van 9 maart 2022 is werknemer op staande voet ontslagen en gesommeerd tot betaling van € 80.000 schadevergoeding. Dela heeft ook aangifte gedaan. Werknemer heeft aangegeven te berusten in het ontslag, en voor wat betreft de schadevordering verzocht de ontwikkeling van het strafrechtelijk onderzoek af te wachten. Op 9 december 2022 is werknemer ter voorkoming van loonbeslag onder zijn nieuwe werkgever voor de duur van het geding met Dela een betalingsregeling aangegaan uit hoofde waarvan hij maandelijks een bedrag van € 702 aan Dela betaalt. A is in een andere procedure veroordeeld tot betaling van € 84.025,26. Dela heeft per brief van 22 maart 2024 aan werknemer bericht dat de rechtbank heeft overwogen dat werknemer en A hoofdelijk aansprakelijk zijn en dat als de één (een deel) betaalt, de ander dat (deel van het) bedrag niet meer hoeft te betalen. Het OM heeft besloten om werknemer te dagvaarden, maar er is nog geen datum voor de strafzitting bekend. In eerste aanleg heeft Dela betaling gevorderd van o.a. schade en kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. De vorderingen zijn toegewezen. Werknemer heeft afgifte gevorderd van alle bescheiden die Dela bezit over de houder van de KNAB-rekeningen waarop de betalingen zijn verricht. Die vordering is afgewezen. Werknemer komt tegen het vonnis in hoger beroep.
Oordeel
De grief tegen de afwijzing van de incidentele vordering ex artikel 843a Rv strandt bij gebrek aan belang. De kennelijke vrees van werknemer dat Dela bij hem en A meer zal incasseren dan haar toekomt, is niet onderbouwd en ongefundeerd, gelet ook op de brief van de gemachtigde van Dela van 22 maart 2024. Ook het standpunt dat de civiele rechter zich moet onthouden van bemoeienis omdat Dela zich in het strafproces kan voegen is onhoudbaar. Dela zou in het strafproces niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard, als naar het oordeel van de strafrechter de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dan zou Dela alsnog niets zijn opgeschoten met het strafgeding en alsnog naar de burgerlijke rechter moeten. Het enig denkbare belang bij de door werknemer verlangde voeging in het strafgeding is uitstel van executie; dat is geen belang dat rechtens bescherming verdient. De verklaring die werknemer heeft afgegeven bij de bedrijfsrecherche kan verder - anders dan werknemer betoogt - worden meegewogen in de beoordeling. Dat het verslag niet voor akkoord is ondertekend, is geen reden die afbreuk doet aan de betrouwbaarheid en juistheid van de verklaring. Ook het standpunt dat 50% van de schade voor eigen rekening van Dela moet blijven op grond van eigen schuld faalt. Niet is toegelicht en onderbouwd dat werknemer onder druk is gezet en ook overigens valt niet in te zien waarom werknemer niet volledig aansprakelijk is voor zijn aandeel in de fraude. Ook de overige grieven falen.
