Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 september 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2471
Feiten
Werkgeefster is een onderneming die zich bezighoudt met het verrichten van onderhoudswerkzaamheden, het verwijderen van milieuonvriendelijke stoffen en materialen en het saneren en verwijderen van asbest. Werkgeefster heeft twee medewerkers in dienst (gehad), voor wie zij geen eigen pensioenvoorziening heeft getroffen. Bpf Bouw is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Het O&O-fonds en het Aanvullingsfonds zijn sociale fondsen in de bedrijfstak Bouw & Infra. In beginsel vallen ondernemingen die zich bezighouden met asbestverwijdering onder de werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit. Het Verplichtstellingsbesluit kende tot 15 juli 2016 echter de zogenoemde isolatie-uitzondering: ondernemingen die asbestverwijdering enkel als voorbehandeling ten behoeve van bijvoorbeeld het afwerken of onderhouden van isolerende materialen toepasten, vielen niet onder de werkingssfeer. Werkgeefster heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat het Verplichtstellingsbesluit, de cao Bouw & Infra en de cao BTER vanaf 1 januari 2007 niet op haar van toepassing zijn, zodat de Fondsen daaraan geen vorderingen tot betaling van premies kunnen ontlenen. Zij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd primair dat de cao’s niet algemeen verbindend verklaard hadden mogen worden vanwege een gebrek aan representativiteit en subsidiair dat zij niet onder de werkingssfeer valt, gelet op de – volgens haar toepasselijke – isolatie-uitzondering. De kantonrechter heeft het representativiteitsverweer van werkgeefster verworpen. De Fondsen hebben naar het oordeel van de kantonrechter niet aangetoond dat de werkzaamheden van werkgeefster niet direct zijn opgevolgd door werkzaamheden met een isolerend karakter, zodat niet is komen vast te staan dat werkgeefster met haar bedrijfsactiviteiten onder de werkingssfeerbepalingen van de Bouwregelingen valt. De verklaring voor recht is dan ook toegewezen, met dien verstande dat dit geldt tot 2016, nu partijen het erover eens zijn dat werkgeefster vanaf 2016 wel onder de (destijds gewijzigde) werkingssfeer valt. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt.
Representativiteit
Het Verplichtstellingsbesluit en de algemeenverbindendverklaring van de cao Bouw & Infra en de cao BTER zijn naar het oordeel van het hof rechtsgeldig tot stand gekomen. Ook indien achteraf bezien de wettelijk vereiste representativiteit bij de totstandkoming van het Verplichtstellingsbesluit zou hebben ontbroken, betekent dit in het stelsel van de Wet Bpf 2000 niet dat het Verplichtstellingsbesluit buiten toepassing moet blijven (vgl. AR 2023-1455).
Werkingssfeer
Het hof is van oordeel dat de Fondsen voldoende hebben toegelicht en aan de hand van de twee werkingssfeeronderzoeken van APG hebben onderbouwd dat de onderneming van werkgeefster in overwegende mate werkzaamheden verricht op het gebied van asbestverwijdering aan of op bouwwerken en daarmee dat de asbestsaneringsactiviteiten van werkgeefster onder de hoofdregel van de werkingssfeer van de cao Bouw & Infra vallen. Het hof stelt echter voorts vast dat uit de door werkgeefster overgelegde stukken volgt dat sprake is geweest van asbestsanering van plaatmaterialen, leidingisolatie, gevelbeplating, doorvoer en (afdichtings)koord. Omdat APG heeft aangegeven dat deze materialen aangemerkt kunnen worden als (asbest)isolerend materiaal dat door werkgeefster werd gesaneerd en dit het merendeel van de werkzaamheden betreft, heeft werkgeefster naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd dat haar activiteiten onder de isolatie-uitzondering vallen. Het verweer van werkgeefster op dit punt slaagt. Daarmee is dan ook niet komen vast te staan dat de activiteiten van werkgeefster onder de werkingssfeer van de Bouwregelingen vallen.