Naar boven ↑

Rechtspraak

Zzp’er is fysiek aangevallen door de eigenaar van een woning waar hij in opdracht schilderwerkzaamheden verrichtte. Opdrachtgever en onderaannemer zijn beiden aansprakelijk op grond van artikel 7:658 lid 4 BW, omdat zij onvoldoende passende maatregelen hebben getroffen.

Feiten

Zzp’er is schilder van beroep en is eigenaar van een eenmanszaak. Hij werkt als zelfstandige voor een aantal professionele opdrachtgevers, waaronder opdrachtgever. Op 6 juni 2023 heeft zzp’er van opdrachtgever de opdracht gekregen om schilderwerkzaamheden te verrichten bij een nieuwbouwproject. Onderaannemer was door de hoofdaannemer ingeschakeld voor de daadwerkelijke uitvoering van het nieuwbouwproject. Op 6 juni 2023 was het nieuwbouwproject afgerond en waren de woningen opgeleverd. Eigenaar c.s. waren niet tevreden over onder meer het schilderwerk van hun woning. Zzp’er is, na een telefoontje van opdrachtgever op 6 juni 2023, omstreeks 9.00 uur naar de woning van eigenaar en mede-eigenaar gegaan met als opdracht “een aantal kozijnen te schilderen”. De hoofdaannemer had echter aan eigenaar en mede-eigenaar gecommuniceerd dat de schilder rond 08:00 uur in de ochtend aanwezig zou zijn. Zzp’er is later die ochtend fysiek aangevallen door eigenaar . Zzp’er heeft als gevolg van de aanval rode krassen op- en pijn aan zijn rug gekregen en heeft psychische klachten ontwikkeld (PTSS). Zzp’er heeft eigenaar, onderaannemer en opdrachtgever aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het voorval. In dit deelgeschil verzoekt zzp’er een verklaring voor recht dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat, anders dan opdrachtgever heeft aangevoerd, de werkzaamheden die zzp’er heeft verricht, hebben plaatsgevonden ‘in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf’. Vast staat dat onderaannemer een aannemersbedrijf exploiteert dat zowel bouwprojecten ontwikkelt als uitvoert. Onderdeel van die bouwprojecten is het uitvoeren van schilderwerkzaamheden en dat behoort dan ook tot de gebruikelijke bouwwerkzaamheden. Het moge bovendien zo zijn dat de aard van de te verrichten werkzaamheden op zichzelf bezien niet gevaarzettend was, de feitelijke (al gebrouilleerde) verhouding tussen betrokkenen, waarvan zzp’er geen weet had, was dat in potentie wél. Die situatie had direct invloed op de werkomstandigheden van degene die op het adres van eigenaar (alsnog) de herstelwerkzaamheden moest verrichten en daarmee (dus) ook op de daarmee verband houdende veiligheidsrisico’s. Dit leidt de kantonrechter tot de conclusie dat artikel 7:658 lid 4 BW wel degelijk van toepassing is op de verhouding tussen enerzijds zzp’er en anderzijds onderaannemer en opdrachtgever, zodat zij beiden kwalificeren als ‘werkgever’.

Zorgplicht

Bij het beantwoorden van de vraag of (en welke) maatregelen een werkgever moet nemen om werknemers te beschermen tegen geweld door derden, komt doorgaans veel gewicht toe aan de voorzienbaarheid van geweldsincidenten. Duidelijk is dat in het geval van zzp’er géén sprake was van werkzaamheden waarbij inherent gevaar bestaat voor geweldpleging tegen ee werknemer, maar het betrof in dit specifieke geval wel een scenario waarmee rekening diende te worden gehouden. De kantonrechter volgt dan ook de stelling van zzp’er dat het op de weg van onderaannemer en opdrachtgever had gelegen om hem op deze boze mensen voor te bereiden, al was het maar om hem de kans te geven om zelf de keuze te maken of hij de opdracht in deze omstandigheden wel wilde aannemen. Zzp’er is echter onvoorbereid naar het adres van eigenaar gestuurd. Uit de werkafspraken tussen onderaannemer en opdrachtgever blijkt dat zij zich bewust waren van de gevoelens van ontevredenheid, boosheid en frustratie die leefden bij de bewoners op het werkadres. Dat mede-eigenaar zich (verbaal) agressief gedroeg jegens medewerkers, was hun ook bekend. Tegen deze achtergrond mocht van opdrachtgever worden verwacht dat hij een zorgvuldige afweging zou maken welke schilder hij zou inschakelen om de herstelwerkzaamheden bij eigenaar en mede-eigenaar te laten verrichten en daarbij passende maatregelen te treffen. Van onderaannemer mocht verwacht worden dat deze zou handelen op basis van de vooraf gemaakte werkafspraken met opdrachtgever. Zij hebben dus beiden niet aan hun zorgplicht voldaan. Met zzp’er acht de kantonrechter aannemelijk dat áls zzp’er vooraf juist, volledig én tijdig zou zijn geïnformeerd over de voorgeschiedenis en met de bewoners gemaakte afspraken, en áls hij vervolgens had besloten om de klus aan te nemen en om 8.00 uur op het werkadres was verschenen (het tijdstip waarop eigenaar (en onderaannemer) hem verwachtten) en samen met de uitvoerder van onderaannemer naar binnen was gegaan om de herstelpunten met eigenaar en mede-eigenaar door te nemen en begrip had kunnen tonen voor hun boosheid, een escalatie (althans een escalatie van deze ernst) voorkomen had kunnen worden. De gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen.

Aansprakelijkheid eigenaar op grond van artikel 6:162 BW

De kantonrechter stelt vast dat eigenaar, als pleger van het geweldsincident jegens zzp’er, eveneens (hoofdelijk) aansprakelijk is op grond van artikel 6:162 BW. Het verweer van eigenaar dat hij zzp’er alleen geduwd heeft, wordt niet ondersteund door de in het geding gebrachte verklaringen van (grotendeels onafhankelijk) getuigen, afgelegd bij de politie.