Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Bik Flex Schoonmaakpersoneel B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 22 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11262
Vonnis in kort geding. Afwijzing eis van werkneemster tot opheffing van door werkgeefster opgelegde loonstop tijdens ziekte en tot betaling loon.

Feiten

Werkneemster eist opheffing van de door Bik Flex Schoonmaakpersoneel B.V. (hierna: Bik) op 3 maart 2025 opgelegde loonstop en veroordeling van Bik tot betaling van € 15.471,48 bruto aan loon, met de wettelijke verhoging. Bik eist dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden.

Oordeel

Gelet op de aard van de zaak heeft werkneemster een spoedeisend belang, maar haar eis tot opheffing van de loonstop en betaling van loon tijdens ziekte wordt afgewezen, omdat aannemelijk is dat dat ook de uitkomst zal zijn in een gewone procedure. Bij de eis is namelijk geen verklaring (in het voordeel van werkneemster) gevoegd van een deskundige benoemd door het UWV over de verhindering van werkneemster om de bedongen of andere passende arbeid te verrichten en over de nakoming door haar van de re-integratie-verplichtingen. Daarbij is onder meer een op 4 april 2025 door Bik aangevraagd deskundigenoordeel van belang, waarin is geoordeeld dat het eigen werk en het andere aangeboden werk passend is voor werkneemster, omdat het past bij de krachten en bekwaamheden van werkneemster en ook in billijkheid te aanvaarden is. Het eigen werk is passend omdat geen sprake meer is van arbeidsongeschiktheid. Het aangeboden andere werk is passend omdat het een soortgelijke functie is en ook schoonmaakwerk betreft. Werkneemser kan hierin haar mogelijkheden benutten, terwijl er gewerkt wordt om het conflict op te lossen. Er heeft mediation plaatsgevonden. Uit de stukken blijkt dat werkneemster op 12 februari 2025 niet als arbeidsongeschikt is aangemerkt door de bedrijfsarts en evenmin op 26 maart 2025 door de verzekeringsarts van het UWV. Naar aanleiding van de melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid op 16 april 2025 heeft werkneemster ook geen contact opgenomen met de bedrijfsarts, terwijl de deur voor haar openstond en -staat. Overigens zijn beide meldingen van toegenomen arbeidsongeschiktheid gedaan door haar gemachtigde en niet door werkneemster zelf, wat wel verwacht mag worden. De kantonrechter kan niet de conclusie trekken dat werkneemster (toegenomen) arbeidsongeschikt is en dat om die reden de loonstop ongerechtvaardigd is, ook niet vanaf 16 april 2025. Die conclusie kan evenmin worden getrokken op basis van de in het geding gebrachte verklaring van de behandelend psycholoog van werkneemster d.d. 7 juli 2025, waarin melding wordt gemaakt van verslechtering van de klachten die verband houden met de psychosociale, financiële en gezinssituatie van werkneemster. Naar het zich thans laat aanzien kan werkneemster aan de verslechtering als gevolg van haar financiële situatie wat doen door te gaan werken. Werkneemster stelt dat zij (tevens) het recht op loon heeft behouden, omdat zij het werk niet heeft kunnen verrichten door een oorzaak die in redelijkheid voor Bik behoort te komen, maar de kantonrechter onderschrijft dit standpunt niet. De loonvordering wordt afgewezen.