Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 10 september 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:4862
Loonvordering na einde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De vraag is of werkgever loon mocht inhouden.

Feiten

Werknemer is van 1 januari 2024 tot 1 november 2024 bij werkgeefster in dienst geweest als verkoper en accountmanager. Hij wil dat werkgeefster hem aan de hand van berekeningen in totaal € 4.308,97 (bruto) aan achterstallig loon en andere vergoedingen uitbetaalt. Werkgeefster vindt dat zij een deel van dat bedrag niet hoeft uit te betalen, omdat werknemer werk heeft geweigerd, vaak afwezig was en zich onder werktijd met andere zaken bezig heeft gehouden.

Oordeel

Tijdens de zitting heeft werkgeefster aangegeven dat zij het grotendeels eens is met de uitgangspunten in de door werknemer opgestelde berekeningen. Werkgeefster stelt dat zij werknemer niets meer hoeft uit te betalen, omdat hij een deel van de overeengekomen arbeidsuren niet heeft gewerkt en zij hem voor die uren geen loon hoeft te betalen. Werkgeefster stelt dat het even heeft geduurd voordat zij vast kon stellen hoeveel uren dat zijn geweest, maar dat zij op 25 juli 2025 een laatste bedrag van € 430,54 (netto) aan werknemer heeft uitbetaald toen dat duidelijk was. Volgens haar heeft zij daarmee alles betaald wat zij aan werknemer verschuldigd was. De kantonrechter oordeelt dat werkgeefster de arbeidsuren grotendeels wel aan werknemer moet uitbetalen. Het is aan werkgeefster om voldoende te onderbouwen dat overeengekomen arbeidsuren niet hoeven te worden uitbetaald aan een werknemer, ook als de werknemer een deel van die arbeidsuren geen werk heeft verricht. De eerste stap is dan om aan te tonen dat de werknemer de bedoelde uren niet heeft gewerkt en de tweede om aan te tonen dat dat ook voor zijn rekening moet komen, bijvoorbeeld omdat hij heeft geweigerd om te werken terwijl er wel werk voor hem was. De kantonrechter oordeelt dat werkgeefster onvoldoende heeft onderbouwd om aan te tonen dat (a) werknemer 25,5 uur ongeoorloofd afwezig is geweest, (b) werknemer 3 uur werk geweigerd heeft en (c) werknemer 83,5 uur aan zijn werk heeft onttrokken. De vordering van werknemer wordt grotendeels toegewezen.