Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 19 maart 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5947
Partijen twisten over terugbetaling van studiekosten en vermist gereedschap. De kantonrechter acht het studiekostenbeding geldig, maar oordeelt dat slechts een deel hoeft te worden terugbetaald.

Feiten

Werknemer is op 4 april 2022 in dienst getreden bij werkgeefster als leerling-monteur. De arbeidsovereenkomst liep aanvankelijk tot 31 oktober 2022 en werd verlengd tot 1 mei 2024, met een tussentijdse opzeggingsmogelijkheid voor beide partijen. De arbeidsovereenkomst was gekoppeld aan een leerovereenkomst voor de opleiding eerste monteur elektronische installaties Woning & Utiliteit. Ook is een studiekostenovereenkomst afgesloten, waarin werd bepaald dat bij vroegtijdige uitdiensttreding de kosten voor collegegeld, lesmateriaal, scholingsuren, licenties en boeken moesten worden terugbetaald conform het personeelshandboek. Werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst op 22 februari 2024 per 1 april 2024 opgezegd. Werkgeefster heeft daarop de eindafrekening opgesteld en een bedrag van € 1.660,10 aan vakantiegeld en vakantiedagen verrekend met de studiekosten, maar dit niet uitgekeerd. Op 4 april 2024 heeft werkgeefster een factuur gestuurd aan werknemer van € 5.794,08 aan studiekosten, waarvan € 1.660,10 werd verrekend, zodat nog € 4.133,98 betaald moest worden. Daarnaast heeft werkgeefster op 1 mei 2024 een bedrag van € 140,48 in rekening gebracht voor vermist materiaal: een laser multilijn inclusief statief.

Werknemer vordert in conventie betaling van € 2.490,00, inclusief het niet-betaalde vakantiegeld en een wettelijke verhoging, alsmede een verklaring voor recht dat de studiekosten en materiaalkosten niet op hem verhaald konden worden. Werkgeefster vordert in reconventie betaling van € 4.274,46 aan studiekosten en materiaalkosten.

Oordeel

Conventie

De kantonrechter oordeelt dat het studiekostenbeding in beginsel rechtsgeldig is, omdat het ging om een BBL-opleiding (beroepsopleiding) die noodzakelijk was voor de functie van werknemer. Werkgeefster mocht afspraken maken over terugbetaling van studiekosten, maar diende zich te houden aan de eisen van goed werkgeverschap en de norm van redelijkheid en billijkheid. Hoewel de studiekostenregeling in het personeelshandboek aan de criteria voldoet, heeft werkgeefster werknemer onvoldoende gewezen op de mogelijke terugbetaling van het loon over de scholingsuren bij vroegtijdige uitdiensttreding. Daarom hoeft werknemer slechts een kwart van de BBL-uren terug te betalen (€ 985,83), naast de overige studiekosten van € 1.850,75. Na verrekening van het reeds ingehouden bedrag van € 1.660,10 resteert nog een bedrag van € 1.176,48. Wat betreft de materiaalkosten erkent werknemer dat hij de laser multilijn inclusief statief niet had ingeleverd, maar betwist hij dat volledige vergoeding gerechtvaardigd is. De kantonrechter houdt rekening met ‘nieuw voor oud’ en stelt dat € 75 verschuldigd is. De vorderingen van werknemer worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van werkgeefster.

Reconventie

De kantonrechter stelt vast dat werkgeefster recht heeft op betaling van studiekosten en materiaalkosten door werknemer. Het totaal verschuldigde bedrag komt daarmee op € 1.251,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2024 tot aan de dag van volledige betaling.