Naar boven ↑

Rechtspraak

Maas en Roer/werkneemster
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 8 september 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:8720
Vordering tot volledige vergoeding van advocaatkosten door werkneemster wordt afgewezen wegens het ontbreken van buitengewone omstandigheden en onderbouwing. Proceskosten worden gecompenseerd.

Feiten

Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. Maas en Roer heeft een verzoekschrift ingediend waarin zij heeft verzocht die arbeidsovereenkomst te ontbinden. Werkneemster heeft een verweerschrift ingediend waarbij zij onder andere verweer heeft gevoerd tegen de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Ook vraagt zij om Maas en Roer te veroordelen in de door haar daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten. Subsidiair vraagt zij een reguliere proceskostenveroordeling. In haar brief van 8 augustus 2025 heeft Maas en Roer echter bericht dat zij haar verzoek intrekt. Werkneemster heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Wel heeft zij haar verzoek tot betaling van € 17.972,59 aan werkelijk gemaakte advocaatkosten gehandhaafd. Werkneemster verzoekt dus een volledige proceskostenveroordeling.

Oordeel

Vergoeding van alle daadwerkelijk gemaakte proceskosten kan alleen maar aan de orde zijn bij ‘buitengewone omstandigheden’. Daarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en/of onrechtmatige daad. Hiervan is alleen sprake indien diegene die in het ongelijk wordt gesteld de andere partij zonder enige noodzaak of redelijk belang tot procederen heeft gedwongen. Naar het oordeel van de kantonrechter is van deze situaties geen sprake. Daarnaast stelt de kantonrechter vast dat werkneemster het verzochte bedrag niet heeft onderbouwd door het overleggen van de onderliggende (deel)facturen. De proceskosten moeten daarom op basis van het reguliere liquidatietarief worden begroot. Maar in dit geval is de kantonrechter van oordeel dat de proceskosten dienen te worden gecompenseerd: Maas en Roer heeft het ontbindingsverzoek ingetrokken en werkneemster is in het resterende verzoek – dat betrekking heeft op een substantiële vordering - in het ongelijk gesteld. Dit betekent dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, waardoor compensatie van proceskosten dient plaats te vinden. De kantonrechter bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt en wijst – voor zoveel nodig - het meer of anders verzochte af.