Naar boven ↑

Rechtspraak

Pelavi
Hof van Justitie van de Europese Unie, 2 september 2025
ECLI:EU:C:2025:660
Aan conversie tijdelijk naar vast contract mag niet de voorwaarde afstand van vakantieverlofrecht worden gesteld.

Feiten

NZ is sinds 14 februari 2001 honorair magistraat bij de Tribunale di Vasto (rechter in eerste aanleg Vasto, Italië). Zij was aanvankelijk benoemd voor een periode van drie jaar en werd daarna om de vier jaar herbenoemd, tot en met 13 december 2022. Op die datum werd zij definitief in haar ambt benoemd tot de leeftijd van 70 jaar. Tussen 14 februari 2001 en 13 december 2022 heeft NZ vergoedingen ontvangen die met name waren berekend op basis van het aantal gehouden terechtzittingen. NZ heeft tijdens de in een nationale regeling vastgestelde gerechtelijke vakantieperioden, tussen 1 en 31 augustus van elk jaar, geen zittingen gehouden en gedurende die perioden dus geen enkele vergoeding ontvangen. NZ is een procedure gestart waarin zij zich op het standpunt stelt dat zij in feite werkneemster was en over het verleden nog recht heeft op onder meer vakantieverlof. Deze vorderingen zijn in eerste aanleg grotendeels toegewezen. Op grond van artikel 29 lid 5 van wetsbesluit nr. 116/2017 doen werknemers die in vaste dienst worden benoemd van rechtswege afstand van alle aanspraken die voortvloeien uit hun eerdere honoraire arbeidsverhouding. Volgens het ministerie van Justitie is met de benoeming tot honorair rechter het belang van werkneemster komen te vervallen nu afstand is gedaan van recht. De verwijzende rechter wenst te vernemen of clausule 5, punt 1, van de raamovereenkomst, gelezen in samenhang met clausule 4 van die overeenkomst, artikel 7 van Richtlijn 2003/88/EG en artikel 3, lid 2 van het Handvest, aldus moet worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale regeling die beoogt misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te bestraffen en die aan het verzoek van in functie zijnde honoraire magistraten om deel te nemen aan een beoordelingsprocedure teneinde vast in hun ambt te worden benoemd tot de leeftijd van 70 jaar, de eis verbindt dat afstand wordt gedaan van het uit het Unierecht voortvloeiende recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon dat betrekking heeft op hun honoraire arbeidsverhouding die aan deze vaste benoeming voorafgaat.

Oordeel

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. 

Raamovereenkomst tijdelijke arbeidsovereenkomsten en Arbeidstijdenrichtlijn verzetten zich tegen nationale regeling van verval vakantiedagen bij verkrijging vaste dienst

Het is vaste rechtspraak dat deze bepaling het in artikel 31 lid 2 van het Handvest neergelegde grondrecht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon erkent en concretiseert (HvJ EU 9 november 2023, Keolis Agen, C-271/22–C-275/22, ECLI:EU:C:2023:834, punt 18 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Bovendien is het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon, dat voor alle werknemers is vastgelegd in artikel 31 lid 2 van het Handvest, wat het bestaan ervan betreft, zowel dwingend als onvoorwaardelijk. Het bestaan van dat recht hoeft namelijk niet te worden geconcretiseerd in bepalingen van Unierecht of van nationaal recht – deze moeten enkel de juiste duur van de jaarlijkse vakantie met behoud van loon en, zo nodig, de voorwaarden waaronder die vakantie kan worden opgenomen, vaststellen. Bijgevolg volstaat die bepaling op zich om aan de werknemers een recht te verlenen dat zij als zodanig kunnen doen gelden in een geschil tussen hen en hun werkgever in een situatie die onder het Unierecht en derhalve binnen de werkingssfeer van het Handvest valt (HvJ EU 6 november 2018, Max-Planck-Gesellschaft zur Förderung der Wissenschaften, C-684/16, ECLI:EU:C:2018:874, punt 74). Clausule 4 van de raamovereenkomst, artikel 7 van Richtlijn 2003/88/EG en artikel 31 lid 2 van het Handvest verzetten zich dus tegen een nationale regeling op grond waarvan, in tegenstelling tot gewone magistraten, honoraire magistraten die zich in een vergelijkbare situatie bevinden geen recht hebben op een vergoeding tijdens gerechtelijke vakanties (zie in die zin HvJ EU 27 juni 2024, Peigli, C-41/23, ECLI:EU:C:2024:554, punt 59).