Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 29 augustus 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:7249
Feiten
Werkneemster is sinds 7 februari 2000 in dienst bij Quadraam. In het schooljaar 2023/2024 was de dochter van werkneemster leerling op school 1. Werkneemster had sinds 2017/2018 een relatie met een collega, de heer X. In maart 2024 heeft de dochter van werkneemster aangegeven dat zij ook een relatie had met X. Rondom deze onthulling heeft de dochter van werkneemster zelfmoordpogingen ondernomen, één dag voor en één dag na de bekentenis. De relatie is daarna beëindigd. Ook de relatie tussen werkneemster en X is toen geëindigd. Op 9 maart 2025 is de partner van werkneemster erachter gekomen dat hun dochter opnieuw contact had met X. Werkneemster heeft daarop contact opgenomen met X, hem uitgesloten van een geplande schoolreis die de volgende dag zou plaatsvinden en hem aangespoord om het gesprek met de schoolleiding aan te gaan om uit te leggen waarom hij door werkneemster van de schoolreis was uitgesloten. Op 10 maart 2025 heeft X tijdens een gesprek met de schoolleiding bevestigd dat hij een relatie had met de dochter van werkneemster. Naar aanleiding hiervan is X op 11 maart 2025 op staande voet ontslagen. Op 17 maart 2025 heeft en gesprek tussen werkneemster en de schoolleiding plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft zij bevestigd dat zij sinds maart 2024 op de hoogte was van de relatie tussen X en haar dochter, maar dat zij aannam dat die relatie toen meteen was beëindigd. Tevens heeft zij erkend zelf een jarenlange relatie met X te hebben gehad. Quadraam heeft werkneemster naar aanleiding van dit gesprek diezelfde dag op staande voet ontslagen. Werkneemster verzoekt een verklaring voor recht dat het ontslag onterecht is gegeven.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, er geen billijke vergoeding is verschuldigd, maar wel een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. Als voornaamste ontslaggrond heeft Quadraam aangevoerd dat werkneemster in maart 2024 bij Quadraam geen melding heeft gemaakt van de relatie tussen haar dochter en X. In beginsel zal dit naar het oordeel van de kantonrechter al snel een ontslag op staande voet kunnen rechtvaardigen. Van een docente mag worden verwacht dat zij optreedt zodra bekend wordt dat een collega een intieme relatie onderhoudt met een (minderjarige) leerling, omdat dit raakt aan de kern van de verantwoordelijkheid om een veilige leeromgeving te waarborgen. Daartegenover staan de bijzondere omstandigheden die ten tijde van het bekend worden van de relatie tussen haar dochter en X bestonden en de situatie waarin werkneemster zich als docente, maar ook als moeder bevond. Haar dochter was psychisch zeer kwetsbaar en heeft na de onthulling van de relatie tot tweemaal toe een serieuze zelfmoordpoging gedaan. Naar het oordeel van de kantonrechter was sprake van een zodanig bijzondere situatie, dat het belang van de meldplicht heeft kunnen wijken voor het belang van de dochter. In maart 2025 heeft zij, nadat zij erachter was gekomen dat haar dochter weer contact had met X, weliswaar niet direct zelf een melding gedaan, maar er wel voor zorggedragen dat de kwestie onder de aandacht van de schoolleiding kwam. Quadraam heeft voorts als ontslaggrond aangevoerd dat werkneemster haar relatie met X niet bij de leiding heeft gemeld. De kantonrechter is van oordeel dat dit enkele feit, ondanks de regel in de code, niet rechtvaardigt dat wordt gegrepen naar de meest verstrekkende arbeidsrechtelijke sanctie van ontslag op staande voet. In de code zelf zijn geen (mogelijke) sancties opgenomen en Quadraam heeft ook niet toegelicht waarom in haar visie niet volstaan kon worden met een andere minder vergaande sanctie dan die van het ontslag op staande voet. De kantonrechter merkt daarbij op dat een relatie tussen collega’s van een andere orde is dan een relatie tussen een docent en een (minderjarige) leerling. Het gegeven ontslag kan daarom ook op deze grond geen stand houden.