Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 4 september 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:10630
Feiten
Werknemer heeft van 1 november 2024 tot 1 juli 2025 bij werkgeefster gewerkt. Werknemer heeft zelf zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. Werkgeefster heeft bij de eindafrekening een bedrag van € 3.047 netto aan opleidingskosten ingehouden. Volgens werknemer hebben partijen echter geen voldoende duidelijke afspraken gemaakt over het terugbetalen van studiekosten. Daarom vordert hij in kort geding volledige betaling van loon.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. In de arbeidsovereenkomst en het arbeidsreglement staan bepalingen over het terugbetalen van studiekosten. In die bepalingen wordt nergens een bedrag genoemd en er zijn geen aanvullende studieovereenkomsten gesloten waarin wel iets staat over de hoogte van terug te betalen studiekosten. In schriftelijke getuigenverklaringen worden ook geen bedragen genoemd. Hierdoor is naar het oordeel van de kantonrechter niet voldaan aan de eis dat de studiekostenregeling (vooraf) duidelijk aan werknemer uiteen is gezet. Dat was wel nodig, gelet op de grote financiële gevolgen die een dergelijke regeling voor werknemer kon hebben. Daarom is het aannemelijk dat werkgeefster er in een bodemprocedure geen geslaagd beroep op kan doen. Werknemer zit in een schuldhulptraject. Hij heeft er dan ook groot belang bij om zijn financiële situatie zo snel mogelijk weer zo veel mogelijk op orde te krijgen en daarvoor is het nodig dat hij het ingehouden loon met spoed alsnog krijgt uitbetaald. Werkgeefster wordt daarom veroordeeld het ingehouden loon met rente en verhoging aan werknemer te betalen.