Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 2 september 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:4773
Feiten
Werknemer is in 2022 in dienst getreden bij de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] als vrachtwagenchauffeur. Tot 1 mei 2023 waren [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] vennoten van de vennootschap; vanaf die datum zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] als vennoten toegetreden. Werknemer stelt dat werkgever hem over de periode van zijn dienstverband niet het volledige loon heeft uitbetaald. Hij vordert daarom in rechte betaling van achterstallig salaris, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter stelt vast dat een loonvordering naar haar aard spoedeisend is. Werknemer heeft bovendien toegelicht dat hij geld heeft moeten lenen om rond te komen en dat hij dit nu moet terugbetalen. Daarmee is het spoedeisend belang voldoende aangetoond. Nu werkgever geen verweer heeft gevoerd en de vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, wordt de loonvordering toegewezen. Werknemer heeft recht op € 5.600 netto aan achterstallig loon, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2022 tot de voldoening.